Achtergrondartikel
Duits geld voor Nederlandse SS-ers
20 april 2021
Gerd Jan van de Glind
Gerd Jan van de Glind is student geschiedenis aan Universiteit Leiden. Daarnaast volgt hij de minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021.

Nederlandse oud-SS’ers krijgen nog altijd een uitkering van de Duitse overheid omdat ze gewond zijn geraakt in dienst van Nazi-Duitsland. Dat stuit al jaren op verzet, maar juridisch klopt het als een bus. Historicus Felix Bohr legt uit waarom.

Het zal je maar gebeuren. Je bent Joods, hebt grootouders die in de Tweede Wereldoorlog Auschwitz, Treblinka of een ander kamp overleefden, en je leest dat Nederlanders die in de oorlog aan de kant van de nazi’s hebben gevochten al sinds de jaren ’50 een uitkering van de Duitse overheid krijgen: de zogenaamde Kriegsbeschädigtenrente.

Dat klinkt misschien als een horrorverhaal, maar is toch werkelijkheid: Naomi Mestrum van het CIDI (een organisatie van de Joodse gemeenschap in Nederland) noemt de maandelijkse toelage die oud-SS’ers van de Duitse overheid krijgen schandalig.
‘Zij hebben in de Tweede Wereldoorlog samengewerkt met de nazi’s en profiteren daar nu nog van’, zei Mestrum in een NOS-artikel in 2019.

Dat jaar bleek ook dat de oud-SS’ers die nog leven in Nederland nooit belasting hebben betaald over hun uitkering, omdat de Duitse staat weigerde hun namen te openbaren. Daardoor beschikte de Belastingdienst nooit over de juiste gegevens. Tot januari 2021, toen bekend werd dat de Duitse overheid toch een lijst met namen openbaar zou maken. Maar waarom krijgen Nederlandse oud-SS’ers die uitkering eigenlijk, en wist de Nederlandse staat hier niet eerder van? Felix Bohr, journalist bij Der Spiegel en als historicus verbonden aan het Duitsland Instituut in Amsterdam, legt uit hoe de Kriegsbeschädigtenrente in zijn werk gaat en waar het idee vandaan komt.

‘Het is vergelijkbaar met dat jij voor de Nederlandse staat vecht en dan een arm of been kwijtraakt. De Nederlandse overheid is dan ook verplicht jou financieel te helpen als je niet meer kan werken.’

Felix Bohr

Financiële hulpverlening
Bohr legt uit dat het uitkeren van dit geld helemaal niet een simpel geval van moreel goed of slecht is. Het heeft volgens hem alles te maken met het ontstaan van de Bundesrepublik Deutschland (BRD, ook simpel bekend als West-Duitsland) in 1949. In 1950 werd in West-Duitsland het ‘Bundesversorgungsgesetz’ aangenomen, een wet die het voor de Duitse staat mogelijk maakt om financiële bijstand te verlenen aan Duitse oorlogsslachtoffers en hun familie. Onder deze wet viel de Kriengsbeschädigtenrente, een pensioen dat je aan kon vragen als je in Duitse dienst gewond was geraakt. Bij de mensen die dit aan kunnen vragen horen ook Nederlanders en andere niet-Duitsers die bij de Wehrmacht of de SS gediend hebben.

‘De nieuwe West-Duitse staat nam alle verantwoording voor het nazi verleden van Duitsland en zijn daden in de Tweede Wereldoorlog op zich,’ zegt Bohr, ‘en bij die verantwoording hoort ook dat de Bondsrepubliek uitkeringen verleent aan Duitsers en niet-Duitsers die in de oorlog voor Nazi-Duitsland gevochten hebben.’ Het gaat volgens hem dan bijvoorbeeld om veteranen die dusdanig gewond zijn geraakt dat ze arbeidsongeschikt zijn geworden. ‘Het is vergelijkbaar met dat jij voor de Nederlandse staat vecht en dan een arm of been kwijtraakt. De Nederlandse overheid is dan ook verplicht jou financieel te helpen als je niet meer kan werken.’ Eenzelfde soort pensioen werd dus door de Duitse regering ingesteld.

Opbouwen en vooruit kijken
Het is duidelijk dat er moreel wat haken en ogen zitten aan het geven van geld aan invalide oud-SS’ers. Maar toch klopt het als een bus, gezien vanuit de staat als instituut. Of de Nederlandse overheid al sinds de invoer van het Bundesversorgungsgesetz op de hoogte is van deze regeling weet Bohr niet zeker. Wel weet hij dat zo vlak na de oorlog niet direct gekeken werd naar het verleden van iemand die de uitkering aanvroeg. ‘Duitsland zelf wilde in de jaren ’50 vooral door, vooruit kijken’ zegt hij. ‘Als je het betreffende ministerie zo’n aanvraag stuurde was de kans heel groot dat die werd geaccepteerd. Veel Duitsers zelf hadden bij de Wehrmacht of SS gezeten, en zagen je waarschijnlijk als strijdmakker.’ Hij voegt nog toe dat in Nederland eenzelfde cultuur van ‘opbouwen en vooruit kijken’ heerste, en dat de Kriegsbeschädigtenrente in de Nederlandse politiek daardoor waarschijnlijk al zeer snel vergeten was.

In Duitsland kwam in de jaren ’60 en ’70 meer aandacht voor het oorlogsverleden. Uiteindelijk werd in 1998 een wet aangenomen die het mogelijk maakte om de uitkering in te trekken bij mensen van wie bewezen kon worden dat zij oorlogsmisdaden hebben gepleegd. Dat werd in zo’n 98 gevallen ook gedaan. In 2019 waren volgens de NOS nog 34 mensen in ons land die zo’n uitkering ontvingen, waaronder zes oud-SS’ers. Na onderzoek van Landschaftsverband Rheinland, de Duitse instantie die op dit moment verantwoordelijk is voor de pensioenen, bleek dat vier van hen het pensioen alsnog mogen houden.

20 april 2021 |
Gerd Jan van de Glind
Gerd Jan van de Glind is student geschiedenis aan Universiteit Leiden. Daarnaast volgt hij de minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021.