Datavisualisatie
7 vragen over de flexwerkexplosie
6 april 2021
Marjolijn van Raaij
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media (2020/2021).

Sinds 2004 is het aantal flexwerkers in Nederland enorm toegenomen. Met meer dan een half miljoen, om precies te zijn. Het aantal vaste contracten, daarentegen, neemt stelselmatig af. Al jaren uiten werknemers en vakbonden daarover hun zorgen, want flexibele contracten bieden minder financiële zekerheid. Hoe liep het zo uit de hand, en waarom luidt men nu de noodklok? Zeven vragen en antwoorden over de grote toename aan flexwerkers.

Veel flexwerkers zijn werkzaam in de horeca. (Beeld: Kate Townsend via Unsplash)

1. Flexwerk, wat is dat eigenlijk?

Bij ‘flexwerk’ hebben we het over een soort contract tussen werkgever en werknemer. Grofweg kun je onderscheid maken tussen drie soorten arbeid: vast werk, flexibel werk, en werken als ZZP’er. Als flexwerker heb je, zoals de naam suggereert, flexibelere arbeidsvoorwaarden dan iemand met een vast contract. Zo kan het betekenen dat je geen vast aantal uren werkt: je werkgever roept je op als je nodig bent, bijvoorbeeld bij grote drukte. Dit soort constructies komen veel voor in de horeca. En onder flexibel werk vallen ook tijdelijke contracten: in dat soort contracten is de einddatum van je dienstverband opgenomen. Dit soort contracten gebruikt men vaak bij seizoensarbeid en kortdurende projecten.

2. Zijn er echt zoveel flexwerkers bijgekomen?

Ja, de cijfers liegen er niet om. Tussen 2004 en 2020 was er een toename van meer dan 600.000 flexwerkers. Dat cijfer laat ZZP’ers nog buiten beschouwing: van 2003 tot 2020 groeide hun aantal met 500.000. Deze groep is niet irrelevant wanneer je het hebt over de toenemende hoeveelheid flexwerk. Zo werken bedrijven als Deliveroo en Temper (allebei in de afgelopen jaren opgekomen) bijna exclusief met ZZP’ers, om kosten te drukken. Aspirant werknemers registreren zich dus als ZZP’er op verzoek van het bedrijf, maar dragen daarmee de meeste van hun eigen kosten en verantwoordelijkheden. En dat terwijl ze eigenlijk gewoon flexwerk verichten als bezorger, schoonmaker of receptionist.

3. Waardoor komt die toename dan?

De flexwerkgolf is direct terug te leiden naar een wet uit 1999, de wet ‘Flexibiliteit en Zekerheid’. Die wet had als bedoeling om de kloof tussen vast- en flexwerk te verkleinen. De belangrijkste maatregel was de ‘ketenregeling’. Die zorgde ervoor dat werkgevers na drie tijdelijke contracten verplicht waren om een werknemer een vast contract aan te bieden. 

Het onvoorziene effect: werkgevers begonnen flexwerkers gewoon te ontslaan voordat het derde contract afliep. Het ‘draaideureffect’, noemt men het ook wel: werknemers komen in tijdelijke dienst, en vlák voordat ze recht krijgen op een vast contract ontslaat de werkgever ze. Dan huurt hij simpelweg nieuwe mensen in waarbij hij hetzelfde proces herhaalt. In de praktijk hebben flexwerkers dus niet alleen minder kans op een vast contract gekregen – ze hebben óók als flexwerker minder zekerheid.

4. Het is toch best handig om niet te veel verplichtingen te hebben als werknemer?

Flexwerk kan zeker voordelig zijn. Zeker jongeren geven vaak de voorkeur aan een flexibel contract zonder vaste uren, blijkt uit cijfers van het CBS.  Het bureau vroeg mensen waarom ze flexwerken. Bij jongeren was het meest voorkomende antwoord ‘’behoefte aan flexibiliteit’’ (43%), terwijl oudere leeftijdsgroepen vaker antwoordden dat ze wel vast werk wilden, maar het niet konden vinden. Een behoefte aan flexibel werk onder jongeren is goed te begrijpen: het is makkelijk te combineren met een studie, je hebt minder verplichtingen naar je werkgever toe en je kunt ontdekken wat voor werk goed bij je past. Maria (21) is student en flexwerker in de horeca. ‘’Ik kan werken wanneer ik wil’’, zegt ze. ‘’Als ik tentamens heb werk ik een week niet, en daardoor geeft mijn bijbaan me nooit extra stress.’’

Student Joyce (25), werkzaam onder een flexibel contract bij de Universiteit Leiden, noemt een ander voordeel: ‘’Ik kan meer verdienen dan binnen een vast contract, omdat ik onregelmatigheidstoeslag in kan dienen. Dat betekent dat ik voor werk in de avonden en weekenden zo’n 40 tot 70 procent extra krijg uitbetaald.’’

5. Wat zijn dan de nadelen van flexwerken?

Terwijl jongeren het vaakste flexwerken omdat ze behoefte hebben aan flexibiliteit, hebben 25 plussers vaker tijdelijke- en nulurencontracten uit noodzaak. Het aantal vaste contracten daalt namelijk al jaren: in 2004 had nog 73% van de werkende bevolking een vast contract. In 2016 was dat aantal al gedaald naar 61%. Sinds 2016 is er overigens weer een kleine toename zichtbaar in het aantal vaste contracten, maar die toename ontwikkelt zich vooral in banen voor hogeropgeleide mensen.

Het grote nadeel van flexwerken is dat het je minder financiële zekerheid geeft: je werkt vaak geen vast aantal uren, en je kan op ieder moment ontslagen worden. Daardoor zijn veel flexwerkers bang om zich grote kosten op de hals te halen, uit angst dat ze misschien hun baan kwijtraken. Denk dan aan het kopen van een huis, het krijgen van kinderen of het volgen van een opleiding. Dát soort terughouding, gepaard met algemene inkomstonzekerheid, leidt bij veel mensen tot stress, een gebrek aan voldoening en andere klachten.

Ilse (57) is management assistent en heeft een flexibel contract. ‘’Je kan op veel verschillende plekken ‘in de keuken’ kijken,’’ zegt ze, ‘’daar kan je veel van leren.’’ Maar ze ervaart flexwerken ook als stressvol: ‘’Het grote nadeel is de onzekerheid. Steeds alles opnieuw leren kost veel energie, en je krijgt meestal de klusjes waar het vaste personeel niet aan toe komt.” Het feit dat het werk inhoudelijk vaak simpel is, doet je zelfbeeld geen goed, geeft Ilse aan. Contracten zijn van korte duur, en meestal verdient een tijdelijke medewerker minder dan collega’s met een vast contract. ”Ik ben alleenverdiener, en financieel is het een hele uitdaging om rond te komen.” Elke keer dat een contract eindigt, is de druk voor Ilse groot om snel iets nieuws te vinden.

6. Welke sectoren hebben de meeste flexwerkers?

De cultuur, sport en recreatie sector wint de gouden flexmedaille: ruim zestig procent van alle mensen die werken in die sector hebben een flexibel contract of zijn ZZP’er. De horeca is een close second met 57 procent. Helemaal onderaan de lijst staan financiële dienstverlening (19%), energievoorziening (14%) en openbaar bestuur en overheidsdiensten (11%).

7. Doet de overheid iets aan de roep om minder flexwerk en meer vaste contracten?

De afgelopen jaren lijkt er langzaam meer aandacht te komen voor de effecten van de flexwerkerstoename. Sinds 2020 geldt de wet ‘Werk en Zekerheid’. De wet heeft twee hoofdoelen. Ten eerste: een sterkere rechtspositie voor flexwerkers. Dat betekent dat werkgevers minstens een maand van te voren hun werknemers met flexibel contract een herinnering moeten sturen dat hun contract af gaat lopen. Ook mogen werknemers geen proefperiode meer opnemen in contracten voor minder dan zes maanden. En het tweede doel: een sneller en makkelijker ontslagproces voor werkgevers bij werknemers met vaste contracten. Daardoor zal voor werkgevers, zo is de beredenering, de drempel lager zijn om nieuwe werknemers een vast contract aan te bieden.

De komende jaren zullen uit moeten wijzen of de wet Werk en Zekerheid bijdraagt aan het beoogde effect: meer vaste contracten voor mensen die dat willen, en meer zekerheid voor flexwerkers.

6 april 2021 |
Marjolijn van Raaij
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media (2020/2021).