Deze verschillen hanteren lidstaten tijdens de Europese verkiezingen – en dit is waarom
5 april 2019 |
Arende de Wit
De vlaggen van de Europese lidstaten in het Europees Parlement. Foto: Arende de Wit

De 28 landen die eind mei naar de stembus gaan om het Europees Parlement te kiezen, stemmen niet allemaal op dezelfde manier. Verschillende stemdata, kiesdistricten, opkomstplicht, kiesdrempels en stemsytemen: tussen de lidstaten zijn er de nodige verschillen. In dit artikel leggen we uit hoe dat zit.

Een rood bolletje inkleuren voor de naam van de kandidaat die je voorkeur heeft. Of, als deze verkiezingen je niet zoveel interesseren, lekker thuisblijven. Het lijkt voor ons bijna vanzelfsprekend. Toch gaat het er in veel landen van de Europese Unie anders aan toe. Want waar een Nederlander een persoon kan kiezen, kan een Spanjaard alleen op een partij stemmen. En terwijl een Duitser de verkiezingen links kan laten liggen, is een Belg verplicht om naar de stembus te gaan.

De Europese verkiezingen vinden plaats van 23 tot en met 26 mei. Iedere lidstaat is vrij om te kiezen op welk van die dagen zij de verkiezingen organiseert. Zoals je op bovenstaande kaart kunt zien, kiezen de meeste landen ervoor om dit op zondag 26 mei te doen. Nederland zou eerst als enige land op 23 mei naar de stembus gaan, maar na het uitstel van de brexit komt daar ook het Verenigd Koninkrijk bij. Tsjechië is uniek: dat land biedt haar inwoners twee dagen de kans om te stemmen.

In de meeste Europese landen wordt het land tijdens de verkiezingen gezien als één kiesdistrict. Er zijn echter een aantal landen waarbij dit niet zo is. Hierbij ga je dus niet naar de stembus om een nationale afgevaardigde te kiezen, maar een afgevaardigde uit jouw eigen kiesdistrict. Met het Verenigd Koninkrijk zijn er in totaal vijf landen die uit meerdere kiesdistricten bestaan. Het Verenigd Koninkrijk heeft hierbij het grootste aantal. Dat land bestaat uit twaalf kiesdistricten.

“Sommige landen hanteren op nationaal niveau een combinatie van kiesdistricten en een nationale afvaardiging”, aldus Rik de Ruiter. Hij is universitair hoofddocent bij het instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in de betrokkenheid van nationale parlementen bij het Europese integratieproces. “Door een vertegenwoordiger uit je eigen district te kiezen, zijn stemmers meer verbonden met de afgevaardigde.”

In Nederland is er een vrije keuze of je wel of niet wilt gaan stemmen. Dat geldt ook tijdens de Europese verkiezingen. Er zijn vijf landen binnen de Europese Unie waarbij het wel verplicht is om te gaan stemmen. Op Cyprus is men bezig om deze opkomstplicht af te schaffen. Niet gaan stemmen in landen waar dat wel verplicht is, leidt meestal tot een geldboete.

Een kiesdrempel houdt in dat je bij deze verkiezingen minimaal een bepaald aantal stemmen moet halen om een zetel te krijgen in het Europees Parlement. Op dit kaartje gaat het om een wettelijk vastgelegde kiesdrempel. Bij een kiesdrempel van 5% moet je dus minimaal 5% van de uitgebrachte geldige stemmen hebben gehaald om überhaupt in aanmerking te komen voor een zetel. In 2018 werd besloten dat ieder kiesdistrict dat meer dan 35 zetels heeft een kiesdrempel van minimaal 2% moet instellen. Dat is nog niet in iedere lidstaat gebeurd. Het instellen van een (hogere) kiesdrempel zorgt ervoor dat kleine partijen niet in het parlement komen.

“Of landen op nationaal niveau die kiesdrempel wel of niet wettelijk hebben ingevoerd, hangt heel erg samen met de geschiedenis van een land”, stelt De Ruiter. “In Nederland hadden we in de tijd van de verzuiling allerlei minderheden. Om een burgeroorlog te voorkomen moest iedereen z’n stem kunnen laten horen. Daarom hadden en hebben we geen hoge kiesdrempel die bij wet is vastgelegd.” In de praktijk functioneert
de kiesdeler in Nederland wel als kiesdrempel.

In Nederland is het mogelijk om een voorkeursstem uit te brengen. Dit betekent dat je kunt stemmen op de kandidaat van jouw voorkeur, ook al staat die niet bovenaan de lijst. Mocht deze kandidaat genoeg stemmen behalen, dan is het mogelijk dat hij alsnog een zetel krijgt, ook al staat hij eigenlijk niet hoog genoeg op de lijst. Er zijn landen in Europa waar deze mogelijkheid er niet is. Zij werken met zogenaamde gesloten of afgeschermde lijsten. Hierbij stem je dus op een lijst, en niet op een persoon.

In Ierland en op Malta breng je een “enkelvoudig overdraagbare stem” uit. Dit houdt in dat je de kandidaten nummert in de volgorde van jouw voorkeur. Als jouw nummer 1 teveel of te weinig stemmen heeft om iets met jouw stem te kunnen, gaat je stem naar jouw nummer 2, en zo verder. In sommige landen ligt de situatie nog gecompliceerder. Zo mag je in Luxemburg bijvoorbeeld meerdere voorkeursstemmen uitbrengen, op kandidaten van verschillende lijsten.

Zetelaantal

Welke regels er per land gehanteerd worden, is te zien op onderstaande kaart. Daar is ook te zien hoeveel zetels van het Europees Parlement ieder land levert. In deze kaart gaan we ervanuit dat het Verenigd Koninkrijk meedoet aan de Europese verkiezingen:

Bij de verdeling van het aantal zetels is er geen sprake van evenredige vertegenwoordiging. “Een land als Luxemburg is eigenlijk oververtegenwoordigd”, concludeert De Ruiter. “Dit komt omdat kleine landen een minimumaantal zetels in het Europees Parlement krijgen. Het zetelaantal is dus niet altijd terug te voeren op het inwoneraantal. Landen willen daarbij vasthouden aan hun oorspronkelijke zetelaantal, ook als er nieuwe landen bijkomen. Hierdoor breidt het zetelaantal in het Europees Parlement steeds uit.”

Nationaal belang

Waarom is er niet één Europees kiessysteem, waarbij alle nationale verschillen wegvallen? De Ruiter: “Dat heeft mede te maken met de geschiedenis. Het Europees Parlement was eerst een samenraapsel van nationale politici. Pas later zijn er aparte Europarlementariërs gekomen. De erfenis daarvan is dat er verkiezingen plaatsvinden met nationale lijsten op de nationale manier.” Idealiter zouden er volgens hem supranationale kieslijsten moeten komen, die over landsgrenzen heengaan, met een evenredige vertegenwoordiging die geldt voor heel Europa.

Maar voor zo’n systeem zal geen politiek draagvlak zijn, en de opkomst zal er nog verder door naar beneden gaan. “Zolang de Europese verkiezingen zijn geregeld met nationale lijsten, zullen het altijd tweederangs verkiezingen blijven. Nationale issues spelen een rol bij de mensen die hun stem uitbrengen. Ook bij deze verkiezingen gaat het dan feitelijk om de vraag: ben ik tevreden met de nationale regels en de nationale regering? Elke nationale politieke partij heeft er belang bij om iedere verkiezing te laten gaan over nationale belangen. Het draait nu bij de Europese verkiezingen nauwelijks om Europese issues.”

5 april 2019 |
Arende de Wit