Sinds de jaren ’90 neemt het aantal kleine scholen in het voortgezet onderwijs met een rap tempo af. Waar dertig jaar geleden Nederland nog tal van scholen met 200 leerlingen telde, zijn die vandaag de dag opgeslokt door zogenoemde megascholen. De leerlingenaantallen op deze scholen lopen al snel op in de duizendtallen, maar wat zijn de gevolgen van deze veranderingen voor leraren, leerlingen en de kwaliteit van het onderwijs?
In 1990 kende Nederland nog bijna 1.400 kleine scholen, dat zijn scholen met 500 of minder leerlingen, in het voortgezet onderwijs. In 2025 zijn dit er nog slechts 153, een afname van bijna 90%. In diezelfde tijd is het aantal grote scholen, met meer dan 2000 leerlingen, ruim 30 keer zo groot geworden.
De grafiek laat een duidelijke trend zien: er komen steeds grotere scholen bij, en het aantal kleine scholen daalt. De middelgrote scholen zijn nogsteeds de meest voorkomende onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs.
Minder leerlingen, grotere scholen
Gepaard hiermee steeg het gemiddelde aantal leerlingen per school de afgelopen decennia significant. Het gemiddelde aantal leerlingen verdrievoudigde volgens het CBS van 455 in 1990 tot boven de 1400 in 2024. Opvallend is de explosieve stijging tussen 2000 en 2005, terwijl in deezelfde periode de bevolingsgroei juist daalde. De gemiddelde toename is kan daarom eerder worden toegerekend aan beleidsveranderingen en fuseringen dan aan een stijging van het aantal schoolgaande kinderen.
De verdeling van Schoolgroottes
Waar het aantal kleine scholen rond 1990 nog het grootste deel uitmaakte van het voortgezet onderwijs, is die verdeling in 2024 sterk veranderd. Het aantal kleine scholen daalde in deze periode met bijna 90%, en zijn daarmee zo goed als verdwenen. Het aantal grote scholen kende in diezelfde periode een flinke opmars. In 1990 was er nog geen sprake van scholen met meer 2000 leerlingen, maar dit fenomeen maakt in 2024 voor bijna 26% deel uit van de Nederlandse middelbare scholen.
De middelgrote scholen zijn van 672 scholen in 1990 gedaald tot 322 scholen in 2024, maar vormen daarmee nu het grootste aandeel. Dit komt omdat het procentuele aandeel is gestegen van 32,8% tot 50,4%. Deze significante verschuivingen in het scholenlandschap roept vragen op over de oorzaak en de gevolgen hiervan op het onderwijs, de docenten en de leerlingen.
De oorzaak
Volgens onderzoek ligt de oorzaak voor de vele fuseringen bij beleidsmakers. Volgens hen zijn grotere scholen efficiĆ«nter en kostenbewuster, omdat personeel en faciliteiten bij meer leerlingen kunnen worden ingezet op hetzelfde moment. Daarnaast zijn grotere scholen beter in het opvangen van plotse krimp of groei van het aantal leerlingen, zonder gelijk de deuren te moeten sluiten. Deze financiele instabiliteit in combinatie met dalende aantal leerlingen in verschillende regio’s maakt kleine scholen steeds minder rendabel. Een andere motivatie voor grotere scholen is het breede aanbod aan vakken en specialisaties die zij aan leerlingen kunnen bieden.
Kortom, grote scholen brengen de onderwijskosten per leerling omlaag, beiden continuiteit en verbreden de keuzemogelijkheid voor leerlingen.
De gevolgen voor leerlingen en leraren
Leraren merken dat deze schaalvergroting in het onderwijs vergaande gevolgen kan hebben. Het lesgeven wordt minder persoonlijk en de individuele aandacht voor leerlingen neemt af. “In een klas van bijna dertig leerlingen is het moeilijk om iedereen goed in de gaten te houden, zowel op het gebied van leren maar ook op persoonlijk vlak ken je je leerlingen steeds minder goed”, vertelt Habes, Duitsdocent in in de vierde klas van het vmbo. “Laatst merkte ik pas na lange tijd dat het met een van mijn leerlingen thuis wat minder goed liep en haar schoolprestaties achteruit gingen. Dit had ik in een kleinere klas eerder opgepikt.”
En nu?
De schaalvergroting lijkt een onomkeerbaar feit. Steeds meer kleine scholen verdwijnen uit ons Nederlands scholenlandschap en grote scholen openen haar deuren voor duizenden leerlingen. Redenen als kostenefficientie en kansenverbreding spelen hierin een belangrijke rol. Toch maken docenten zich zorgen over de individuele aandacht voor leerlingen en de gevolgen hiervan voor de onderwijskwaliteit. De vraag rijst of we of we niet de fundamentele aandacht verliezen en opnieuw moeten kijken naar onze huidige middelbare scholen.