Allemaal in een Klas: Buitelandse Kinderen op Nederlands Onderwijs
4 juni 2025
Emma Gerrits

Nederland kent een lange geschiedenis als multiculturele mengpot. Mensen uit alle uithoeken van de wereld komen hierheen met de hoop op een beter leven, voor henzelf, maar ook voor hun kinderen. Dit merken ook de Nederlandse basisscholen. Omdat je als kind wat in Nederland aankomt, recht hebt op onderwijs, belanden steeds meer kinderen van verschillende afkomsten en culturen belanden in de basisschoolklassen.

Turkije, Marokko, Oekraïne, Syrië, en nog veel meer andere landen en culturen allemaal in een klas. De kinderen hebben allemaal verschillende achtergronden. Sommige kinderen zijn asielzoeker, andere statushouders, weer andere zijn de kinderen van arbeidsmigranten. Toch hebben ze allemaal één ding gemeen: ze spreken geen of nog niet goed Nederlands. In de klassen worden lessen gegeven die kinderen in een normale Nederlandse basisschool klas ook krijgen. Zo krijgen ze les in bijvoorbeeld rekenen en drama. Maar de nadruk ligt op het leren van de Nederlandse taal. 

Volgens de cijfers van het CBS StatLine komen de meeste kinderen uit Europese landen (exclusief Nederland). daarna volgen Turkije, Marokko en Suriname. 

Vaak bevinden deze klassen zich op speciaal aparte scholen, zoals bijvoorbeeld de taalschool in Meppel. Sinds september 2024 wordt hier lesgegeven aan kinderen tussen de 2 en de 18 jaar oud. Het doel is om de kinderen binnen een of twee jaar goed genoeg Nederlands te kunnen leren, zodat ze hierna kunnen doorstromen naar regulier onderwijs. 

Soms krijgen kinderen dus les op speciale scholen, maar het kan ook zo zijn dat een reguliere basisschool een speciale ‘taalklas’ heeft voor kinderen die nog niet goed genoeg Nedrelands spreken om mee te draaien in het reguliere onderwijs. Dit gebeurt bijvoorbeeld op Kindcentrum Leyenburg in Den Haag. Maria Wulffelé (53) is hier de directeur. ‘In onze taalklas vind je een onwijs diverse populatie’, vertelt Wulffelé . ‘Kinderen uit hoog opgeleide gezinnen, laag opgeleide gezinnen, uit allerlei landen met allemaal een andere achtergrond’. De doorstroming naar het regulier onderwijs blijkt dan ook erg te variëren. Waar sommige kinderen na een jaar moeiteloos doorstromen naar het reguliere basisonderwijs, is een jaar voor andere kinderen veel te kort. Voor kinderen in de taalklas is een jaar, en in bijzondere gevallen twee jaar, echter de maximale tijd waarin deze extra ondersteuning wordt gesubsidieerd. Behalve de taalbarrière, komen er soms ook nog andere uitdagingen kijken bij het onderwijs in de taalklas. Wulffelé vertelt: ‘Soms is er last van multiproblematiek. Kinderen kunnen bijvoorbeeld last hebben van trauma, of hebben autisme of dyslexie. Door de taalbarrière is dit vaak moeilijk te herkennen’. 

‘Soms is er last van multiproblematiek. Kinderen kunnen bijvoorbeeld last hebben van trauma, of hebben autisme of dyslexie. Door de taalbarrière is dit vaak moeilijk te herkennen’. – Maria Wulffelé

Ook is het voor basisscholen moeilijk om te weten hoeveel kinderen de ondersteuning in een taalklas nodig hebben. De aanwas van kinderen uit het buitenland is elk jaar anders, waardoor de klassen het ene jaar overvol zitten en het andere jaar bijna geen leerlingen hebben. Bij Kindcentrum de Leyenburg ervaren ze ook dat het vaak moeilijk is om kinderen na een jaar in de taalklas, te plaatsen in klassen binnen de eigen basisschool, omdat er in deze klassen vaak geen plek is. Wanneer de kinderen uit de taalklas dan moeten uitwijken naar andere basisscholen, gaat dit niet altijd makkelijk. Niet elke basisschool heeft de middelen om deze kinderen voldoende te kunnen ondersteunen. 

Voor kinderen die nog geen nederlands spreken is een taalklas dus een hulpmiddel om de taal beter onder de knie te krijgen, maar daarmee is doorstroming naar regulier onderwijs nog niet meteen een eitje. 

4 juni 2025 |
Emma Gerrits