Het ziekteverzuim in de zorg is al jaren het hoogste van alle sectoren. Tijdens de coronapandemie piekten de cijfers – en echt hersteld lijkt de sector sindsdien niet. Hoewel het verzuim iets is gedaald, ligt het nog altijd fors boven het niveau van vóór corona. Wat zegt dat over de werkdruk en mentale belasting van verpleegkundigen? En wat betekent dat voor de toekomst van de zorg?
Wie een verpleegkundige spreekt, hoort al snel verhalen over volle roosters, hoge werkdruk en zieke collega’s. De cijfers van het CBS bevestigen dat beeld maar al te goed. Het ziekteverzuim schommelt bij de meeste sectoren jaarlijks rond de 4-5%. Maar in de gezondheidszorg was het verzuimpercentage in 2022 op zijn piek, met zo’n 7,9%. Voor de coronapandemie, in 2019, lag dit cijfer nog rond de 5,7%. Maar naast dat meer werknemers zich ziekmelden, zijn ze ook steeds langer van de werkvloer verdwenen. Het langdurig ziekteverzuim neemt in 2024 ook licht toe, van 3,29% naar 3,43%.
Waarom vallen juist verpleegkundigen uit? ‘‘Het is een optelsom van verschillende factoren,’’ vertelt kinderverpleegkundige Marise (47). ‘‘De ene week val je in voor een zieke collega, de andere week ben je zelf gevloerd.’’ Uit gegevens van onderzoeksinstituut TNO blijkt dat de meeste ziekmeldingen in de zorg het gevolg zijn van psychische klachten, waaronder burn-out, overspanning en depressie. Er is volgens hen een stijging te zien in het aantal burn-out klachten in alle sectoren, maar vooral in de zorg en het onderwijs. Volgens hen komst dit door onder andere door stress, veroorzaakt door prestatiedruk, onzekerheden in het leven en sociale druk. ‘‘Het gevoel van altijd alles goed moeten doen, het constant bereikbaar zijn, zorgtaken en de combinatie van werk en gezin geven veel stress,’’ aldus TNO.
Er zijn verschillende oorzaken waarom het verzuim zo is gestegen. Naast de klap die de coronapandemie op de sector gaf, speelt ook personeelstekort een grote rol. Doordat er te weinig personeel is neemt de werkdruk toe, waardoor er meer mensen burn-out klachten krijgen of ziek worden. Zo komen veel zorgorganisaties in een vicieuze cirkel terecht. Wie overblijft draait vaak extra diensten. En dat vergroot juist weer de kans op uitval. Dat merkt ook Marise: ‘‘Als je dan een dagje vrij hebt, word je vaak gemaild, of zelfs gebeld, dat er weer een zieke is en of je even kan invallen. Nee zeggen vind ik dan vaak lastig. Je wilt ook graag helpen, maar op een gegeven moment gaat het je zelf ook je gezondheid kosten.’’
Voormalig minister Conny Helder (Langdurige Zorg) erkent de problemen rondom het ziekteverzuim. Zij benadrukte in een Kamerbrief dat de werkgevers aan zet zijn. Denk daarbij aan maatregelen zoals betere roosters, goede begeleiding, minder administratieve lasten, en meer mentale ondersteuning op de werkvloer. Maar volgens Marise is het maar de vraag of dat gaat helpen. ‘‘Het personeelstekort zal aankomende jaren denk ik nog wel aanhouden, hoewel ik hoop dat daar snel verandering in komt.’’
Toch zijn er ook hoopvolle initiatieven. Zo experimenteren sommige ziekenhuizen met ‘zelfroosteren’, waarbij personeel meer regie krijgt over werktijden. Andere instellingen zetten psychologische ondersteuning in of stimuleren pauzemomenten actief door naar buiten te gaan. Maar of dat genoeg is om het tij te keren blijft een vraag. Zolang de werkdruk structureel hoog blijft en het personeelstekort niet wordt opgelost, blijft het risico op verzuim groot. En dat maakt de toekomst voor de zorg onzeker.