Op 8 april 2025 stemde de Tweede Kamer voor een vuurwerkverbod. Zeventig jaar eerder klonken de eerste geluiden vanuit de politiek tegen vuurwerk voor consumenten. Hoe komt het dat politieke partijen zo terughoudend zijn geweest in het maken van beleid rondom vuurwerk?
Vorige maand vond er een historische stemming plaats in de Tweede Kamer. Op 8 april j.l. stemde een meerderheid van de Kamer in met een algemeen vuurwerkverbod. De stemming vond plaats na een aanloop van decennia. De initiatiefwet waarmee werd ingestemd dienden Jesse Klaver en Esther Ouwehand al 5 jaar eerder in, maar de eerste geluiden tegen vuurwerk gaan al meer dan zeventig jaar terug. Dat het zo lang heeft geduurd, komt door de grote hoeveelheid verschillende belangen in het debat rondom vuurwerk.
Zeventig jaar geleden, op 20 maart 1955, riep de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) politiek Den Haag al op om vuurwerk te verbieden. Dat staat te lezen in de Volkskrant van 21 maart 1955. Volgens Nieuwscheckers zijn de pogingen van overheden om vuurwerk te verbieden even oud als de traditie zelf, namelijk zo’n drie eeuwen. In de decennia die volgden, schaarden oogartsen, burgemeesters en hulpdiensten zich achter een verbod. Ook een aantal politieke partijen pleitte voor het verbieden van vuurwerk voor consumenten, maar de stroomversnelling waardoor een kamermeerderheid ontstond, kwam pas dit jaar op gang.
“Er spelen allerlei belangen mee bij dit onderwerp”, zegt politicoloog Arco Timmermans. Zo registeren oogartsen sinds 2008 jaarlijks patiënten met oogletsel door vuurwerk om aan te tonen dat een verbod noodzakelijk is. Daarnaast ondersteunen politiebonden het vuurwerkmanifest en vragen om betere wetgeving. Aan de andere kant staan de politieke partijen die tegen een vuurwerkverbod zijn. Zij beroepen zich op het cultureel erfgoed. “Een belangrijk deel van de kiezers vindt dat vuurwerk afsteken rond de jaarwisseling een traditie is die niet afgepakt mag worden”, zegt Timmermans.
Vanaf januari dit jaar kwam het debat rondom vuurwerk in een stroomversnelling. CDA, VVD en NSC gingen achter elkaar om en spraken hun steun uit voor het wetsvoorstel voor een vuurwerkverbod. Volgens Timmermans was het grote aantal geweldsincidenten met vuurwerk tijdens de voorgaande jaarwisseling de druppel die de emmer deed overlopen. “Dat noemen we in de politicologie een tipping point.”
De verschillende belangen die het debat rondom vuurwerk complex maken, werkten uiteindelijk in het voordeel van het vuurwerkverbod. Dat zit zo. “Politieke partijen zijn eigenaar van een onderwerp”, legt Timmermans uit. “Voor milieu moet je bij GroenLinks zijn en onderwijs is typisch iets voor D66.” Welke partij een typische ‘vuurwerkverbodpartij’ is, dat is moeilijker te zeggen, omdat vuurwerk voor veel kiezers niet het meest prangende probleem is. “Maar omdat vuurwerk een milieukant heeft gekregen, een overlastkant en een gezondheidskant, zie je dat verschillende partijen het verbod vanuit eigen argumentatie ondersteunen”, zegt Timmermans.
Afgelopen april stemde de Tweede Kamer met een meerderheid in met het wetsvoorstel voor een vuurwerkverbod. Pas over anderhalf jaar gaat het verbod in. “Een wet maken is één ding, maar je moet hem ook kunnen uitvoeren, kunnen handhaven”, zegt Timmermans. “Als er nog niet voldoende voorbereidingstijd in is gestoken en de wet niet goed uitvoerbaar blijkt, dan kan die wet in zijn tegendeel werken.” Daarom gaat het verbod komende jaarwisseling nog niet in.
Ondanks alle verschillende belangen stemde de Tweede Kamer na jaren voor een vuurwerkverbod. “Het feit dat het kabinet het verbod nog anderhalf jaar uitstelt laat zien dat het bewust is dat het niet zomaar even in een handomdraai klaar is”, zegt Timmermans. De aanloop die minstens zeventig jaar duurde was ook niet in een handomdraai klaar. Vuurwerkbeleid kost tijd.