Het aantal gezelschappen dat meerjarige subsidie ontvangt via het Fonds Podiumkunsten is de afgelopen jaren flink gestegen. Toch klinkt er ook dit jaar harde kritiek, zeker vanuit theatergroepen. Waar komt dit door?
Sinds de nieuwe meerjarige subsidies voor de podiumkunsten in Nederland bekend zijn gemaakt, staat het Fonds Podiumkunsten onder harde kritiek. Hoewel ze dit jaar meer groepen dan ooit subsidie hebben kunnen toekennen, en er bovendien een stijging zat in het het totaalbudget van de subsidie, reageert niet elke groep enthousiast. Meerdere groepen, met name theatergroepen, hebben zich de afgelopen maanden uitgesproken in kranten als de NRC en de Volkskrant over het veranderde besluitnemingsproces van de subsidie aanvragen: “We scoren hoog op kwaliteit, maar krijgen toch niets.”. De kritiek spitst zich toe op de veranderde verdeling: er is méér geld beschikbaar en er zijn méér gehonoreerde instellingen, maar tegelijkertijd vallen opvallend veel gevestigde namen buiten de boot. Hoewel het Fonds Podiumkunsten dit jaar ruimte wist te maken voor maar liefst aantal instellingen of groepen die eerder geen subsidie ontvingen, kregen in diezelfde plaats bekende namen als Orkater deze ronde geen subsidie meer toegewezen.
De afgelopen subsidieronde is het Fonds Podiumkunsten niet de enige binnen de cultuursector die meer te besteden had, de gehele subsidie die richting de basisinfrastructuur van de cultuursector binnen Nederland, vaak afgekort als de BIS, gaat, steeg dit jaar mee. Hiermee bleef het aandeel van het Fonds Podiumkunsten binnen de BIS redelijk gelijk aan eerdere jaren.
Toch zijn er dus gezelschappen binnen de cultuursector die ontevreden blijven, en niet alleen vanuit een afwijzing van de subsdie. Uit gesprekken en openbare reacties blijkt dat veel makers zich niet serieus genomen voelen in het beoordelingsproces. Dat komt mede door de gewijzigde prioriteiten van het Fonds, zoworden ook ondernemerschap, publieksbereik en geografische spreiding zwaarder meegewogen. in plaats van vooral te sturen op artistieke kwaliteit. Echter valt er volgens de directeur Victorien van Hulst niks aan te doen, in een interview met de NRC zei ze: “We hebben simpelweg te veel goede makers en te weinig geld. Niet iedereen past binnen het financiële kader.”
Waar dus voor sommige gezelschappen deze subsidieronde een hele nieuwe wereld open zou kunnen gaan, blijft er bij andere al bekende gezelschappen een grote teleurstelling. Een aantal van deze groepen heeft al aangegeven het aantal producties in de aankomende jaren flink af te schalen, of bijvoorbeeld minder ruimte te bieden aan talentontwikkeling. Ook hebben een aantal gezelschappen aan te geven meer te gaan investeren in donaties van mensen uit het publiek.
Het Fonds Podiumkunsten zegt toe het beleid regelmatig te evalueren. Ondertussen groeit de druk vanuit het veld om óók te kijken naar het totale cultuurbudget. Want zoals een afwijzende theatergroep het kernachtig samenvatte: “Het is geen eerlijke verdeling als je moet kiezen tussen groei of behoud. Beide zijn nodig.” Hoe de cultuursubsidies er dus de aankomende jaren uit gaan zien, en of het huidige systeem, de BIS, er hetzelfde uit zal zien, zal voor ons evenals de cultuurgezelschappen voorlopig onduidelijk blijven. Gelukkig zal er vast wel weer een theatershow over komen.