Dat de coronacrisis een zware tol eiste van de zorg, is duidelijk. Toch worden huisartsen vaak over het hoofd gezien. Naast de hoge werkdruk kregen zij te maken met een andere uitdaging: de inperking van hun autonomie. Dr. Maarten Fornerod, moleculair bioloog en bestuurslid van het Artsen Collectief, stelt dat de opstelling van het coronabeleid werd gedomineerd door autoriteiten. “Naar artsen werd niet geluisterd.”
Volgens Fornerod werd er tijdens de pandemie te weinig geluisterd naar de ervaringen en waarnemingen van huisartsen. “Het is een medische traditie om het gesprek tussen arts en patiënt centraal te stellen, maar die traditie werd totaal overboord gegooid. In plaats daarvan kwam een top-down beleid waarin alleen werd geluisterd naar experts van het OMT en RIVM.”
Huisartsen riskeerden boetes voor het voorschrijven van medicijnen zoals hydroxychloroquine en ivermectine voor het behandelen van corona. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) waren deze middelen niet effectief en ontbrak een wetenschappelijke onderbouwing.
“Er werd niet gekeken naar welke oplossingen artsen zelf hadden gevonden voor het behandelen van corona”, vertelt Fornerod. “Veel artsen zagen dat bepaalde medicijnen of combinaties daarvan goed werkten in een vroeg stadium van corona. Maar daar werd niet naar geluisterd, en artsen mochten deze op een gegeven moment niet meer voorschrijven. Er was maar één oplossing, en die was door de overheid besloten.”
Een huisarts uit Limburg kreeg bijvoorbeeld een boete van €3.000 voor het off-label voorschrijven van medicijnen. De arts voelde zich machteloos omdat er geen geregistreerde geneesmiddelen tegen corona waren. Hierdoor kon hij patiënten alleen doorverwijzen naar het ziekenhuis, waar veel van zijn patiënten overleden. Als arts voelde hij zich verantwoordelijk om zelf onderzoek te doen naar alternatieven. Hoewel zijn goede intenties werden erkend, kreeg hij toch een boete voor het overtreden van de Geneesmiddelenwet.
Fornerod bekritiseert ook de manier waarop wetenschap werd ingezet tijdens de pandemie. “Wetenschap is heel productief als methode, maar wetenschap is geen autoriteit.” Volgens Fornerod verscholen politici achter een zogenaamde “wetenschappelijke consensus” om andere meningen weg te duwen. “Zodra er consensus is, is er geen wetenschap meer. Zodra er wetenschap is, is er nooit consensus. En zelfs als er consensus is, betekent dat niet automatisch dat het juist is.”
Verder luisteren politici eerder naar artsenorganisaties dan particuliere huisartsen. Fornerod benadrukt dat artsenorganisaties verder af staan van de praktijk en bureaucratischer zijn. “Huisartsen hebben een veel realistischer beeld van wat er speelt en wat mogelijke oplossingen zijn. Maar hoe hoger je in de instituties komt, hoe meer de gezondheidszorg wordt beïnvloed door politiek en geld.”
Niet alleen huisartsen, maar ook verpleegkundigen en verzorgenden hebben te weinig zeggenschap in de zorg. Zo zijn verpleegkundigen nog steeds niet vertegenwoordigd in het Outbreak Management Team (OMT). Dit is hard nodig voor het vormen van een praktisch uitvoerbaar beleid. Tijdens de pandemie bleek bijvoorbeeld dat het in de praktijk vaak onmogelijk was om 1,5 meter afstand te houden op de werkvloer.
Ondanks de intense werkdruk tijdens de pandemie, is er wel vooruitgang geboekt. Verpleegkundigen hebben meer zeggenschap gekregen over hun werkomgeving sinds de pandemie. Daarbij spelen managers een grotere rol in het ondersteunen van personeel.
De coronacrisis zette de autonomie van artsen onder druk. Hun stem werd tijdens de pandemie genegeerd, en sommigen kregen zelfs boetes opgelegd. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat huisartsen, verpleegkundigen en verzorgenden aan tafel zitten over besluitvorming over de zorg.