Met weglopende partijleiders is de formatie op dit moment nog in volle gang. Er breekt een tijd aan van nieuwe hoofdrolspelers waarin de PVV aan het roer staat, en nieuwe partijen aanschuiven als de BBB, NSC en ook de vertrouwde VVD. Vraag blijft of de onderhandelde partijen er samen uit gaan komen. Een alternatief is er haast niet, en in hoeverre de formerende partijen een werkbaar kabinet gaan vormen blijft ook de vraag. Twee experts vertellen je welke lessen we kunnen trekken uit het verleden. En hoe we die kunnen gebruiken in het huidige politieke landschap.
We bevinden ons momenteel in een politieke periode die niet te vergelijken lijkt met andere politieke gebeurtenissen. Zo zegt Prof. Dr. Van den Braak. Hoogleraar parlementaire geschiedenis. ‘Onderhandelende partijen zijn overwegend rechts-extreem, en een alternatieve coalitie, bijvoorbeeld een paars kabinet als in 1994 lijkt nauwelijks mogelijk. Tenzij de VVD toch besluit de deur over rechts dicht te gooien, en weer open te zetten voor PVDA-GroenLinks. Dat lijkt na een kabinet, dat is gevallen op migratie en verkiezingen met een uitnodiging richting de PVV, vrij onwaarschijnlijk.’
‘We hebben in Nederland altijd een traditie van continuïteit gekend, coalities werden makkelijk gevormd. Het recept was duidelijk: een groot middenblok die samenwerkte met een aantal linkse of rechtse partijen. Daarbij kwam ook dat wetsvoorstellen van het ene kabinet, makkelijk werden meegenomen naar het volgende kabinet. Die tijd lijkt nu voorbij volgens Van den Braak.
\
Ideologische strijd
Prof. Dr. Roosma, bijzonder hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, zegt dat we deze tijd het beste kunnen duiden als een politieke impasse. Volgens haar ligt het grootste probleem in het feit dat er geen ideologische strijd meer is in de politiek. Roosma houdt zich in haar werk vooral bezig met de Nederlandse verzorgingsstaat. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is er hard gewerkt aan de wederopbouw, en daarmee de opbouw van de verzorgingsstaat. ‘Je ziet dat vanaf eind jaren 70 begin jaren 80 er toch anders werd gedacht over die verzorgingsstaat. Die begon, met een miljoen mensen in de WW, toch wel een beetje te duur te worden. Vanaf toen zijn de partijen steeds dichter bij elkaar gaan komen, om dat kostenplaatje binnen de perken te houden.’
‘Waar Den Uyl de samenleving nog deed opsplitsen in conservatief en progressief, zien we daarna alleen maar een steeds grotere versmelting richting het politieke midden. Dat de PVDA en de VVD in 1994 met elkaar kabinetten gingen vormen was alleen mogelijk als je als partij je ideologische veren afschudt en van de politiek een technisch verhaal maakt. Het toppunt was het Kabinet Rutte -Asscher (Rutte II), met als gevolg een totale nederlaag voor de PVDA de verkiezingen daarop.’
Zoektocht naar oplossingen
Dat de verschuiving naar radicaal rechts een probleem is, daarover zijn Roosma en Van den Braak het roerend met elkaar eens. Maar waar Van den Braak pleit voor een groter middenblok, die de politieke continuïteit weer moet terugbrengen. Zo stelt Roosma juist dat de huidige politieke partijen juist ver bij het midden vandaan moeten blijven. ‘Maar’ zo zegt ze, ‘ook weer niet te ver. Kiezers willen politiek gezien toch iets te kiezen hebben, daarom verdwijnen ze nu aan de radicale flanken. Het is zaak dat partijen als de VVD en de PVDA-GroenLinks weer die strijd gaan leveren aan de kiezer.’
Was dan vroeger alles beter? Toen er nog een groot middenblok bestond, en een ideologische strijd tussen links en rechts. Dat is misschien wat kort door de bocht. De wereld en de samenleving verandert en zo ook de politiek. Of we echt kunnen spreken van een politieke crisis, zal de tijd uitwijzen.