Achtergrond met tijdlijn
Zo vergeet jij de Nederlandse weeskinderen niet
17 april 2024
Claudia_Scholten
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2023/2024

Achter een grote rood-wit geruite poort in de binnenstad van Leiden gaat een verdwenen wereld schuil: van 1583 tot 1961 zijn duizenden kinderen opgegroeid in het weeshuis Utopa. Met de tentoonstelling ‘De Wezen Spreken’ kun je deze wereld in duiken. Aankomende zomer verwacht Stichting Utopa-Weeshuis weer veel bezoekers.
De tentoonstelling zet op scherp. De Leidse geschiedenis brengt ons namelijk naar de vraag: hoe zat het überhaupt met weeshuizen in Nederland? Tegenwoordig kennen we helemaal geen weeshuizen meer. Wanneer ontstonden weeshuizen eigenlijk? En wat heeft de weeshuizen tot hun einde gedreven? Historisch onderzoeker en auteur van onder andere het boek ‘Weeshuizen in Nederland’ Ingrid van der Vlis vertelt over de geschiedenis van weeshuizen in Nederland.

Poort van weeshuis Leiden. Foto: Claudia Scholten

Vele weeshuizen begonnen als een Heilige Geesthuis, een tehuis waar niet alleen weeskinderen maar ook andere hulpbehoevenden als zieken en ouderen werden opgevangen. Toen in de zestiende eeuw oorlog, honger en de pest de orde van de dag uitmaakten in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden rees het aantal wezen de pan uit. Het idee ontstond dat het opvangen en het opvoeden van deze arme jongeren op straat voor maatschappelijke rust zou zorgen. En dus werden de eerste weeshuizen opgericht die al snel hard groeiden.

Naast de maatschappelijke rust in de stad kende het weeshuis ook voordelen voor de weeskinderen zelf: genoeg te eten hebben was buiten het weeshuis niet vanzelfsprekend. Bovendien kregen de kinderen een goede opvoeding en wat onderwijs om later zelfstandig de kost te kunnen verdienen. Toch was het totaal geen sprookje: er heerste een liefdeloze sfeer, er moest gewerkt worden en misbruik lag op de loer. Vandaar dat de voormalige wezen van het weeshuis in Leiden, in de interviews die onderdeel uitmaken van de tentoonstelling, verschillend terugkijken: hoewel Andries het een ‘pesttijd’ noemt, wijst Maartje erop dat ze het daar beter hadden dan menig mens.

In de achttiende eeuw ontstonden voor het eerst kritische geluiden. Men verlangde naar pluriformiteit: de weeshuizen zouden niet allemaal dezelfde soort zorg moeten bieden. Zo kwamen er weeshuizen voor de burgerlijke stand en ook voor verschillende soorten gelovigen. De verzuiling, later, versterkte deze ontwikkeling. Zoals iedere zuil zijn eigen bakker, kapper of omroep had, moest iedere zuil nu ook een eigen weeshuis hebben. Doordat hier en daar (vermeende) verbeteringen plaatsvonden binnen de weeshuizen werd kritiek op de traditionele, strenge zorg nog gedempt.

Kindertehuis voor oorlogswezen. Foto: Nationaal Archief, Anefo

Hoewel bijvoorbeeld in Leiden vanaf 1800 al het aantal weeskinderen structureel afnam, was er na de Tweede Wereldoorlog pas écht iets veranderd: de weeshuizen zijn veel te traditioneel, zo vindt men. Van der Vlis legt uit: ‘’De landelijke democratisering botst met het bestuur van de rijke regenten in het weeshuis. Bovendien komt de zorg voor kinderen in het algemeen centraal te staan met onder andere kinderwetten. Sommige weeshuizen proberen mee te gaan met de tijd door bijvoorbeeld alle soorten hulpbehoevende kinderen op te vangen. Andere weeshuizen sluiten.’’ In Leiden sloot het weeshuis in 1962 officieel haar deuren. Weeskinderen zouden voortaan bij familie of pleeggezinnen moeten intrekken.

En dat brengt ons weer terug bij af, bij de tijd voor de Heilige Geest, toen de norm ook was dat het weeskind bij familie dan wel pleeggezin terechtkwam. Het is bijna alsof het weeshuis nooit heeft bestaan. Ook de kinderen van vandaag hebben er geen weet van. Gelukkig spreken de wezen in Leiden met grote zeggingskracht over hun wereld die op die manier niet zal vergaan.  

17 april 2024 |
Claudia_Scholten
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2023/2024