Euthanasie bij ondragelijk psychisch lijden heeft de laatste jaren een vlucht genomen. De wachttijd bij het Expertisecentrum Euthanasie is inmiddels opgelopen tot twee jaar. Mensen die mentaal uitzichtloos lijden zien vaak in euthanasie een laatste reddingsboei dat hen naar kalmer water zal lijden. De veerboot van Charon vaart alleen niet zomaar over de Styx. “Wij zijn als psychiaters gewend om eigenwijs hoopvol te blijven.”
“Ik kan niet meer. Ik doe zo mijn best, maar ik ben zó moe. Ik kan niet meer.” In de Geestelijke Gezondheidszorg (ggz) spreken psychiaters steeds meer mensen die ondragelijk psychisch lijden. Met de invoer van de euthanasiewet in 2002 is het sindsdien mogelijk om ook bij psychisch leed een euthanasie aanvraag in te dienen. Steeds meer mensen maken gebruik van deze mogelijkheid. In 2021 vroegen een recordaantal van 885 mensen euthanasie aan bij het Expertisecentrum Euthanasie (EE) op basis van mentaal lijden. Het centrum begeleidt artsen bij euthanasietrajecten en hulpvragers die niet bij hun eigen behandelaar terecht kunnen. Het totaal aantal aanvragen ligt nog hoger, omdat deze ook bij psychiaters en behandeld artsen binnen de ggz binnenkomen.
De verzoeken zijn complex en langdurig. Bij het EE vindt er eerst een spreekuur door een psychiater plaats. Als er een vervolgonderzoek nodig is, dan komt de patiënt wederom op een wachtlijst. Na een officiële aanmelding duurt het dan nog gemiddeld 179 dagen voordat er een team van psychiaters en artsen wordt toegewezen. Het EE heeft daarnaast een tekort aan psychiaters – in 2020 werkten er zeven – waardoor er lange wachtlijsten zijn ontstaan.
Volgens second-opinion arts Menno Oosterhoff heeft de ruchtbaarheid rond dit onderwerp een groot aandeel gespeeld in de toename van het aantal aanvragen. “Ik denk niet dat 20 jaar geleden iemand van 17 jaar euthanasie had aangevraagd, omdat het bestaan van de mogelijkheid toen simpelweg niet bekend was. Door de toenemende aandacht en verhalen in de media zien mensen nu dat euthanasie een mogelijk reële optie is.”
Sisco van Veen – psychiater bij ggz in Geest en postdoctoraal onderzoeker aan de Amsterdam UMC – beaamt ook de kracht van de media. Volgens hem kan het narratief soms wat meer nuance gebruiken. “Wat heel veel in de publieke ruimte gebeurt is dat euthanasie als enige laatste optie wordt neergezet. Dit is een narratief wat bij een groot deel van de patiënten niet aansluit. De meerderheid vindt een route naar herstel, alleen die zie je nooit in de berichtgeving. Degene die aan het woord komen zijn toch vaak de mensen die boos zijn. Zij verdienen ook alle ruimte, alleen is er een stille meerderheid waarbij patiënt zijn een veel minder groot onderdeel is van hun levensverhaal.”
Niet alle aanvragen worden dan ook ingewilligd. In 2021 mondden van de 885 aanvragen er 115 ook echt daadwerkelijk uit in euthanasie. Sommigen trekken hun aanvraag in, omdat een nieuwe behandeling aanslaat of een pil toch blijkt te werken. Andere worden simpelweg niet goedgekeurd door de behandelend arts of psychiater.
Een afwijzing gebeurt niet zomaar. Psychiaters worstelen met de zorgvuldigheidscriteria en lopen vooral tegen de complexiteit van uitzichtloosbaarheid aan. Van Veen deed onderzoek naar de problematiek. “Waar wij niet goed uitkomen als psychiaters is besluiten wanneer we loslaten. Onze relatie met de dood is er volledig op ingesteld dat wij het op afstand willen houden."
De complexiteit ligt vooral in de onmacht. Psychiaters zijn geen waarzeggers. Er is geen glazen bol die vertelt wanneer de ziekte ten einde loopt. Bij terminale somatische aandoeningen is er de zekerheid dat je binnen een bepaalde tijd overlijdt, maar je gaat niet dood aan een psychose. De behandelingsmogelijkheden zijn dan ook eindeloos. “Het moeilijke is dat je niet weet wat werkt. Je ziet ook veel mensen pas laat in hun behandeltraject herstellen. Dan spreken we echt over jaren", zegt Van Veen. Hij pleit daarom voor een retrospectieve aanpak. “Je kan nooit met zekerheid zeggen, dit komt niet meer goed. Wat je wel kan doen is naar de behandelingsgeschiedenis kijken. Als iemand alles heeft geprobeerd, maar toch niet beter wordt kan je wat mij betreft op retrospectieve grond zeggen, nú is het lijden uitzichtloos."
Ook de wilsbekwaamheid is een punt van aandacht, zegt Oosterhoff. “Vroeger werd er heel paternalistisch over gedacht. Psychische patiënten konden absoluut geen weloverwogen keuzes maken, was de opvatting. Kunnen wij als artsen dan wel bepalen dat iemand door moet met het leven? Ik vind dat mensen weloverwogen keuzes kunnen maken over het einde van hun leven, ook als ze een psychische aandoening hebben."
" Wij zijn moraal verplicht om lichtpuntjes te zien waar de patiënt alleen duisternis ziet. De vraag is alleen voor hoelang?"
- Menno Oosterhoff, psychiater en second-opinion arts -
Toch blijven de meeste psychiaters huiverig tegenover euthanasie staan. “Het lijkt soms ook of mensen het een aantasting van hun beroepseer vinden. Ik vind dat felle tegenstanders van euthanasie niet de beperkingen van onze mogelijkheden inzien. Wij krijgen nou eenmaal niet iedereen beter”, zegt Oosterhoff. “De moed erin houden is en blijft wel een belangrijk onderdeel van ons werk. Wij zijn moraal verplicht om lichtpuntjes te zien waar de patiënt alleen duisternis ziet. De vraag is alleen voor hoelang?"
De 'verbetercultuur' zit zo diepgeworteld in de geestelijke gezondheidszorg, dat een ommekeer tot veel weerstand leidt. Rosalie Pronk - ethicus bij Amsterdam UMC – interviewde artsen, psychiaters en patiënten over euthanasie voor haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. "Wat ik veel hoorde in mijn gesprekken met artsen was dat ze niet in een soort van overdrachtssituatie terecht wilden komen. Ze waren bang dat de dynamiek van de patiënt hun objectiviteit zou beïnvloeden."
Een veelgehoord kritiekpunt in haar onderzoek was dat patiënten het gevoel hebben dat hun doodswens onbespreekbaar is binnen de ggz. "Het idee dat heerst in de psychiatrie is dat je niet actief moet praten over euthanasie. Je zou mensen op ideeën brengen en je ontneemt de hoop", zegt Pronk. Uit haar onderzoek blijkt juist het tegenovergestelde. Een gesprek creëert openheid en dat kan ervoor zorgen dat de urgentie van de euthanasiewens zelfs enigszins afneemt. “Patiënten vinden het juist heel prettig om over hun euthanasiewens te praten. Het brengt de meeste zoveel rust en ruimte. Laten we niet óver mensen praten, maar ook eens mét mensen praten. De enige manier om een euthansiewens goed te onderzoeken is door dit samen met de patiënt te doen. Alleen op die manier ontdek je écht wat er achter de wens schuilt."