Datavisualisatie
Er gaan – tegen de verwachting in – minder bedrijven failliet. Waarom?
5 april 2021
Rick van Gelder
Minorstudent Journalistiek & Nieuwe Media. Bachelorstudent Internationale Betrekkingen & Organisaties.

Met het sluiten van alle niet-essentiële voorzieningen in Nederland, verwachten economen sinds de eerste lockdown in maart 2020 vroeg of laat al een gigantische golf aan faillissementen. Toendertijd werden in het najaar van 2020 de grootste klappen verwacht, maar vooralsnog is er een opmerkelijke dalende trend zichtbaar in de CBS-cijfers. Hoe is deze daling te verklaren?

Natuurlijk is het economisch ongezond om een gigantisch aandeel ondernemingen te sluiten, maar in de statistische werkelijkheid is er nog geen reden voor paniek. Gingen er in december 2019 nog 354 bedrijven over de kop, één jaar later is dat getal met 35% afgenomen naar 229 failliete ondernemingen. April 2020 had in dat jaar het hoogste aantal faillissementen, maarliefst 397, maar sinds juni is het getal consequent onder de 300 gekomen met een duidelijk dalende trend. Terwijl de piek niet significant hoger lag dan het aantal in 2019.

Dat er iets aan de hand is met de cijfers is goed zichtbaar, maar dat deze een trend omlaag vertonen is volgens Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zeker opvallend. “Zeker in het licht dat het aantal faillissementen in 2019 al op een bijzonder laag niveau zat. In een normaal jaar zou de daling in 2020 al bijzonder zijn, in dit jaar helemaal. De enige verklaring zijn de verschillende ondersteuningsmaatregelen van de overheid, waardoor veel bedrijven overeind blijven die anders aan de economische gevolgen van corona zouden bezwijken.” Volgens van Mulligen is het op basis van de statistieken niet met zekerheid vast te stellen, maar zou het kunnen dat door de overheidssteun ook bedrijven zijn gered die normaal failliet zouden moeten zijn gegaan.

Steun terug naar de overheid

In december 2020 maakte demissionair minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een Kamerbrief duidelijk dat zestig procent van de ondernemers hun loonsteun uit de eerste NOW (Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid), ten delen moest terugbetalen. Hoewel de minister stelt dat op de eerste plaats het omzetverlies lijkt mee te vallen bij veel ondernemers, wordt de steun ook teruggevorderd doordat de totale loonsom lager uitvalt. Dat wil zeggen dat er minder personeel is ingezet – vaak gaat het volgens de minister om het beëindigen van tijdelijke contracten ofwel het niet inzetten van flexwerkers – en dat hierom minder loonsteun zou moeten worden gegeven.

Economisch gezien kan er dan moeilijk gesproken worden van een relatieve meevaller, daar minder mensen zijn opgeroepen om te werken. Door de aanhoudende maatregelen is er inmiddels sprake van een tweede, derde en vierde NOW-regeling, elk voor ongeveer drie maanden loonsteun. Binnenkort wordt de balans opgemaakt hoeveel ondernemers overhouden aan de steun van juni, juli, augustus en september 2020.

Het is onduidelijk of de steun soelaas biedt op de lange termijn. Van Mulligen stelt dat “de regelingen niet zijn bedoeld om faillisementen te voorkomen”. Op dit moment houden ondernemers het ternauwernood vol met overheidssteun, maar de vraag is of dit zo blijft als een groot deel van de steun weer ingeleverd moet worden.

De discrepantie van consumenten- en productenvertrouwen

Niet alleen het aantal faillissementen geeft een indicatie van een opmerkelijke economische situatie. Producenten lijken namelijk een stuk meer vertrouwen te hebben in de toekomst dan consumenten. Deze cijfers zijn te interpreteren dat alles onder de nul staat voor een negatieve stemming, en boven de nul een positieve toekomstvisie. Consumenten hebben volgens het CBS in geen 20 jaar zo weinig vertrouwen in de toekomst gehad – met een saldo van -18 – , terwijl het producentenvertrouwen inmiddels weer boven de 0 is gestegen.

Producenten zijn echter veel afhankelijker van het mondiale productieproces, waardoor een stijging van het vertrouwen in deze groep te verklaren is door de doorstart van de industrie in onder meer China en de Verenigde Staten. Daar groeit de economie zelfs, aldus econoom van Mulligen. “De wereldhandel profiteert daarvan, en daarmee ook de Nederlandse industrie, die sterks op de wereldmarkt georiënteerd is.”

De statistische uitdaging in coronatijd

Het CBS werkt met gemeten cijfers met processen die reeds hebben plaatsgevonden. Maar betrouwbare statistieken vaststellen is volgens het CBS in coronatijd lastiger dan normaal. Het achterblijven van faillissementen en het sterk uiteenlopen van consumenten- en producentenvertrouwen is niet te verklaren met reguliere economische wetten. Het CBS zegt daar het volgende over: “De coronacrisis betekende een schokgolf voor de economie, anders dan een normale conjunctuurgolf. Dat maakt dat ontwikkelingen die normaal sterk samen gaan nu niet optreden. Het is daarom niet mogelijk om dat op de gebruikelijke manier te interpreteren.”

En het is daarbij moeilijk te zeggen of de gemeten cijfers een volledig beeld geven van de huidige economische situatie, stelt het CBS. “Corona heeft voor statistische bureaus overigens ook gevolgen voor het statistisch proces, omdat dataverzameling moeizamer gaat of soms niet mogelijk is. Dat maakt dat de foutmarge bij veel statistieken groter is dan gebruikelijk.” Of de faillissementengolf vroegtijdig is gebroken en hoe de economie zich herstelt, zal de tijd ons vooral moeten leren.

5 april 2021 |
Rick van Gelder
Minorstudent Journalistiek & Nieuwe Media. Bachelorstudent Internationale Betrekkingen & Organisaties.