Achtergrondartikel
Heel Holland Telt: Nationale Tuinvogeltelling neemt vogelvlucht
4 april 2021
Michon Leenders
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021. BA3 Japanstudies.
De koolmees behaalde dit jaar de tweede plaats bij de Nationale Tuinvogeltelling. Foto: Maarten Visser. (CC BY-SA 2.0)

Op katachtige wijze loer je naar je achtertuin. Wanneer er eindelijk een vogeltje naar de speciaal opgehangen pindakaaspot vliegt, kras je vrolijk ‘koolmees’ in een notitieblok. Helemaal over het hoofd ziend dat dit geen koolmees was, maar zijn blauwere broertje: de pimpelmees. Als datzelfde vogeltje later weer terugkomt, schrijf je per ongeluk op dat je twee koolmezen hebt gezien. Terwijl het dezelfde vogel was. En helemaal geen koolmees.

De Nationale Tuinvogeltelling vindt al twintig jaar lang jaarlijks plaats op drie vaste dagen in januari. Deelnemers kiezen één dag uit waarop ze een half uurtje alle vogels in hun tuin of vanaf hun balkon gaan tellen. Iedereen mag meedoen, of je nou een ervaren vogelaar bent, of nog net een merel herkent. Dit jaar was er een recordaantal deelnemers: terwijl er vorig jaar nog 90.000 tellers waren, werd dit aantal in 2021 meer dan verdubbeld.

Marc Scheurkogel, woordvoerder van Vogelbescherming Nederland, de voornaamste organisator van de jaarlijkse telling, heeft hier wel een verklaring voor: “Door corona zitten veel mensen nu thuis. Daardoor is er meer natuurbeleving. Op een gegeven moment heb je alle Netflix-series wel gezien, en wil je graag naar buiten. Het vogelen is dan ook absoluut populairder geworden.”

Huismensen die huismussen tellen dus. Zo werden er dit jaar ruim 2,7 miljoen vogels geteld. Net zoals in voorgaande jaren landde de huismus met stip op één: een half miljoen van dit vogeltje werd in de Nederlandse tuinen gespot. 

Maar: één zwaluw maakt nog geen zomer. Want zijn deze cijfers wel betrouwbaar? Hoe weet je als amateur of dat vogeltje nou een huismus of een ringmus was?

Vijftien ooievaars

“Dubbeltellingen of vergissingen in vogelsoort zijn niet te voorkomen”, vertelt Scheurkogel. “We proberen het tellen wel een beetje te sturen, door bijvoorbeeld de meest voorkomende soorten hoger op de invoerlijst te zetten. Dan kiest men daar eerder voor, dan een soort waarvan de kans klein is dat die vaak in Nederland voorkomt.” Achter de schermen haalt de Vogelbescherming ook onwaarschijnlijkheden uit de inzendingen: “Bijvoorbeeld als iemand in zijn stadstuintje in Amsterdam vijftien ooievaars geteld heeft. Dat klopt dan natuurlijk niet.” 

Ondanks deze filters denkt Scheurkogel dat fouten onvermijdelijk zijn. “Het kan zeker gebeuren dat iemand per ongeluk een huismus aanziet voor een ringmus. Sommige mensen hebben nu eenmaal aanzienlijk minder vogelkennis dan anderen.”

De pimpelmees wordt nogal eens verward met zijn minder blauwe broertje, de koolmees. Foto: Francis Franklin. (CC BY-SA 4.0)

Michiel Hooykaas van Universiteit Leiden doet momenteel promotieonderzoek naar diersoortenkennis in Nederland. “De diersoortenkennis van Nederlanders is vrij laag”, vertelt hij. In zijn onderzoek liet hij drie groepen een dierenquiz maken: kinderen, het algemeen publiek, en professionals – mensen die zich bij hun (vrijwilligers-)werk met biodiversiteit bezighouden. “Hieruit bleek dat de gewone Nederlander één op de drie soorten in de quiz niet kende, en bij kinderen lag de kennis nog een stuk lager. Vooral bij vogelsoorten was de kennis beperkt.” 

Nut

Maar wat is dan het nut van de Nationale Tuinvogeltelling, waar Jan en alleman aan mee kan doen? “Het klinkt een beetje gek misschien, maar het totaal aantal vogels vinden we helemaal niet zo interessant”, aldus Scheurkogel. “Er zijn zo ontzettend veel facetten die de aantallen vogels volkomen onbetrouwbaar maken. Maar wat we wél kunnen doen, is trends ontwaren. Zelfs als er soms een dubbeltelling bijzit, of als je de verkeerde soort telt.” 

Zo zag de Vogelbescherming in 2018 de effecten van het usutuvirus, dat in 2016 opdoemde in Nederland. “Een concreet voorbeeld hierbij is de merel. Die staat eigenlijk elk jaar wel in de top drie. Maar opeens haalde hij dit podium niet meer.” Dit kwam echter niet geheel uit de lucht vallen: de effecten van het virus waren al bekend uit de meer wetenschappelijke tellingen van Sovon. Deze non-profitorganisatie voor vogelonderzoek organiseert verschillende telprojecten, bijvoorbeeld naar de broedplaatsen van vogels. De tellingen worden uitgevoerd door ervaren vogelaars. 

“Een groot deel van de mensen die meedoen aan de Nationale Tuinvogeltelling heeft nog nooit vogels geteld of weet er vrij weinig over. Dit is wel een verschil in expertise met de mensen die bij ons actief zijn”, vertelt Ruud Foppen, onderzoeker bij Sovon en speciaal hoogleraar dierecologie en -fysiologie op de Radboud Universiteit in Nijmegen. 

“Wij zagen de effecten van het usutuvirus in de tellingen van onze deskundige waarnemers. Maar het kwam ook duidelijk naar voren in de Jaarrond Tuintelling, die we samen met de Vogelbescherming organiseren.” Volgens Foppen is deze telling betrouwbaarder dan de Nationale Tuinvogeltelling. “Ook bij de Jaarrond Tuintelling kan iedereen meedoen. Je hoeft geen cursus of opleiding te volgen. Maar omdat deze mensen veel vaker tellen dan die ene keer in de winter, zie je een steile leercurve.” 

Volgens Foppen heeft de Nationale Tuinvogeltelling dan ook relatief weinig wetenschappelijk nut. “Het is niet zo dat dit nut compleet nul is, maar we hebben de resultaten van deze telling niet nodig: er zijn alternatieven.” 

Onbekend maakt onbemind 

Desondanks vindt Foppen het goed dat de Nationale Tuinvogeltelling gehouden wordt. “Het is ontzettend belangrijk dat mensen meedoen aan de jaarlijkse tuinvogeltelling, want zo raken ze betrokkener met de natuur.” Dat is volgens Scheurkogel van de Vogelbescherming ook de hoofdreden voor het organiseren van de telling: “We willen meer bewustwording creëren bij mensen, zodat zij beseffen hoe belangrijk het is dat ze hun steentje bijdragen aan de natuur. Ook al hebben ze maar een postzegeltje midden in de stad als tuin.”

Ook bioloog Hooykaas onderschrijft het belang van de Nationale Tuinvogeltelling. “Mensen die thuis tellen kunnen op kleine schaal veranderingen opmerken. Het ene jaar zie je bijvoorbeeld minder spreeuwen dan daarvoor, omdat een bepaalde boom is omgehakt. Hier kan je vervolgens op inspelen, door bijvoorbeeld extra groen te planten.” Mensen zouden meer zorg voor vogels dragen als ze ze beter leerden kennen, aldus de promovendus. “Onbekend maakt onbemind. Als je voor het raam gaat zitten en begint met tellen, leer je de vogels beter kennen, en krijg je er meer affiniteit mee.” 

Onderzoeker Foppen doet ieder jaar enthousiast mee aan de Nationale Vogeltelling. “Het gaat niet altijd om het wetenschappelijk nut”, zegt hij. “Het gaat ook om het plezier wat je aan de natuur beleeft. Vogels tellen is gewoon verschrikkelijk leuk.”

4 april 2021 |
Michon Leenders
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021. BA3 Japanstudies.