Achtergrondartikel
Erkenning van de Armeense Genocide: de angst voor Erdogan
1 maart 2021
Iris Langbroek
Student minor Journalistiek en nieuwe media, Universiteit Leiden

Sinds 2018 erkent de Tweede Kamer officieel de Armeense Genocide, maar het kabinet houdt het op ‘de kwestie van de Armeense Genocide’. Dit tot grote teleurstelling van de Armeense gemeenschap in Nederland. Angst voor gevolgen vanuit Turkije lijken hier de oorzaak van, maar wat maakt het onderwerp voor de Turkse regering na honderd jaar nog zo gevoelig?

Begin februari diende de ChristenUnie een motie in om de Armeense Genocide officieel te laten erkennen door het kabinet. In tegenstelling tot de Tweede Kamer, die in 2018 al officiële erkenning gaf, doet het kabinet dit niet. Het zit niet te wachten op strijd met Turkije, waar de erkenning extreem gevoelig ligt.

Tussen 1915 en 1923 werden in het Osmaanse Rijk naar schatting 1 tot 1,5 miljoen mensen vermoord. Het overgrote deel was Armeens, maar ook Assyriërs, Grieken en Arameeërs waren het slachtoffer. De Christelijke minderheden werden verdreven uit hun leefgebieden door de autoriteiten van de islamitische Osmaanse Rijk, het huidige Turkije. Hoewel er dus verschillende groepen slachtoffer waren, wordt er gesproken van de Armeense Genocide. Wat de precieze aanleiding van de gebeurtenissen is geweest, is nog niet duidelijk. De Turkse overheid houdt de archieven grotendeels gesloten, waardoor er weinig informatie terug te vinden is. De Armeense Genocide wordt ook wel de eerste genocide van de 20e eeuw genoemd. 

Dat de gebeurtenis na honderd jaar nog steeds zo’n pijnlijk punt is voor Turkije, bevestigt Turkije-kenner en docent aan de Universiteit Leiden, Alp Yenen. “De massamoorden vonden plaats in de periode waarin de basis voor de moderne Republiek werd gelegd, dat maakt het extra gevoelig.”  

De Turkse tactiek rondom de genocide was voor lange tijd ‘forgetting in silence’. Maar sinds de jaren ’70, staat het actief tegengaan van wereldwijde erkenning op de agenda. De meerderheid van de Turken, zowel in Turkije als daarbuiten, erkennen de genocide dan ook niet. Hoewel sinds de eeuwwisseling, de publieke discussie langzaamaan meer open komt te liggen. 

Holocaust
Zo worden er wel boeken uitgegeven en vertaald naar het Turks, waarin de volkerenmoord erkend wordt. Ook zijn er verschillende Turkse wetenschappers en instanties die zich openlijk uitspreken over het onderwerp. Dit betekent echter niet dat dit dan ook door iedereen geaccepteerd wordt, het kan je op heftige kritieken komen te staan. 

Niet alleen in Turkije verandert de discussie rondom het onderwerp, ook in Europa verandert in de loop van de twintigste eeuw langzaam de kijk op de situatie. Yenen: “Net na de Holocaust ligt het gebruik van het woord ‘genocide’ nog zó gevoelig, dat niemand zich wilde branden aan erkenning voor de Armenen, dat wordt nu anders.” 

Nu er meerdere genocides erkend zijn, neem bijvoorbeeld Rwanda en Bosnië, ligt de weg open voor de erkenning van de Armeense volkerenmoord. In de Tweede Kamer is het de ChristenUnie die het voortouw neemt. Maar de weg naar officiële erkenning in Nederland blijkt moeizaam.

Vanaf 2004 zijn er al meerdere moties ingediend om aandacht te vragen voor het onderwerp en de dialoog met Turkije aan te gaan. Hoewel de Tweede Kamer overtuigd vóór alle moties stemt, wil het kabinet niet zover gaan en blijft spreken van ‘de kwestie van de Armeense Genocide’.

Nobel streven
Voor Vasken Sarkis, lid van de Armeens Apostolische Kerk Surp Karapet in Maastricht en actief binnen de Armeense stichting Ani, is dit een lastig te verwerken beslissing. “Het voelt alsof het kabinet de Armeense geschiedenis niet serieus neemt, het voelt en is onrechtvaardig.”

Toenmalig vicepremier Lodewijk Asscher gaf in 2016 bijvoorbeeld aan dat het “belangrijker is om Turkije en Armenië nader tot elkaar te brengen dan om te gaan debatteren over de woorden waarmee de gebeurtenissen worden beschreven.” Het lijkt een nobel streven, maar de meerderheid gelooft dat het kabinet vooral haar eigen relatie met Turkije niet nóg slechter wil maken.

Die relatie tussen Nederland en Turkije staat namelijk al een aantal jaar onder grote druk. Nadat Nederland in 2017 een Turkse minister toegang weigerde, omdat zij een campagne voor Erdogan zou voeren. Als reactie hierop noemde de Turkse president Nederland ‘nazistisch en fascistisch‘. Hierop werd de Nederlandse ambassadeur in Ankara teruggeroepen. 

Diplomatieke druk
Voor vele Armenen in Nederland voelt het alsof het kabinet de relatie met Turkije belangrijker vindt dan de erkenning. Sarkis onderstreept de teleurstelling die heerst binnen de gemeenschap: “Het voelt toch alsof economisch belang vóór historische en emotionele erkenning gaat en dat doet pijn.” 

Het wordt duidelijk dat Ankara de discussie rondom de erkenning op de voet volgt. Enkele dagen voor de stemmingsronde over de Armeense Genocide, wordt de tweede Nederlandse man op de ambassade in Turkije door Erdogan op het matje geroepen. Zo voert de Turkse president de diplomatieke druk op.

Een paar dagen na dit voorval stemt de Twee Kamer in 2018, toch met overgrote meerderheid vóór de erkenning van de Armeense Genocide. Alleen de drie fractieleden van DENK stemmen tegen. Zij erkennen maar deels de gebeurtenissen tussen 1915 en 1923, maar ontkennen stellig dat dit aan de kenmerken van genocide voldoet. 

Na het aannemen van de motie door de Tweede Kamer, komen er felle reacties uit Ankara. De zaakgelastigde moet wederom uitleg geven, ook worden de vijf Kamerleden met een Turkse achtergrond die vóór de erkenning stemden door de Turkse media aan de schandpaal genageld. Ze worden gezien als ‘verraders van het moederland’.

Demissionair-kabinet
Met de recente motie in februari, wordt er opnieuw druk uitgeoefend op het kabinet. ChristenUnie kamerlid Joel Voordewind, die de motie indiende, hoopt vlak voor zijn vertrek uit de kamer in maart, toch nog dat het kabinet stopt met “om de hete brei heen draaien.”  

De beslissing hierover al naar alle waarschijnlijkheid overgelaten worden aan het nieuwe kabinet. Een demissionair-kabinet is niet in de positie om zo’n controversiële beslissing te nemen. De kwestie zal daarom deel worden van de formatieonderhandelingen over een nieuwe regeringscoalitie. 

Mocht het kabinet in de toekomst besluiten de Armeense Genocide officieel te erkennen, zijn er ongetwijfeld gevolgen voor de relatie tussen Nederland en Turkije. Volgens Turkije-kenner Alp Yenen komt er dan “hoogstwaarschijnlijk een boycot op bepaalde producten en wordt de ambassadeur teruggeroepen, maar dit zijn vooral korte termijn sancties.” Niets wat schadelijk zal zijn voor de lange termijn dus. Vasken Sarkis onderstreept dit: “Blaffende honden bijten niet.”

1 maart 2021 |
Iris Langbroek
Student minor Journalistiek en nieuwe media, Universiteit Leiden