Tijdlijn
Kort in de Kamer: de ééntermijnspartijen
28 februari 2021
Rick van Gelder
Minorstudent Journalistiek & Nieuwe Media. Bachelorstudent Internationale Betrekkingen & Organisaties.

De fracties van Volt, JA21, Bij1 en de BoerBurgerBeweging debuteren woensdag 31 maart in de Tweede Kamer. Maar een entree maken in de Haagse kaasstolp betekent niet per definitie een permanent verblijf. Sterker nog: sommige partijen hebben het maar één verkiezing volgehouden. Een blik op de naoorlogse verkiezingsuitslagen verraadt het bestaan van enkele ‘ééntermijnspartijen’.

Volgens Koen Vossen, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, zijn partijen die één termijn plaatsnemen in de kamer van alle tijden. ‘In 1918 kwamen er veel nieuwe partijen in het parlement, daarvan verdween ongeveer tweederde een verkiezing later.’ Destijds gold een districtenstelsel in Nederland, vergelijkbaar met het Verenigd Koninkrijk. Dit zorgde voor lokalere, maar ook gefragmenteerdere afvaardiging. Dit stelsel werd kort na deze verkiezing wederom hervormd naar wat ons hedendaagse stelsel zou worden, waardoor – met een uitzondering in 1933 – er lange tijd stabielere en grotere partijen in het parlement plaatsnamen. Tot de jaren ’70.

De Jaren ’70: Kleine bewegingen in het politieke landschap
Met de opkomst van nieuwe partijen, zoals D’66 en DS’70, werd de machtsverhouding tussen de Katholieke en socialistische partijen voor het eerst doorbroken. Meer nieuwkomers maakten vanaf de jaren ’70 hun entree, zoals de Boerenpartij en de gereformeerde partijen die later de ChristenUnie zouden gaan vormen. Twee nieuwskomers in deze periode hebben echter maar één keer de zetels van de Tweede Kamer mogen bekleden.

De Nederlands Middenstandspartij – een politieke beweging gericht op ondernemers – had in 1971 de primeur om slechts één periode twee volksvertegenwoordigers af te vaardigen. Hoewel het kabinet-Biesheuvel I slechts anderhalf jaar regeerde, kregen de twee parlementariërs, ondernemers Ab te Pas en Jacques de Jong, hevige ruzie, die leidde tot een vroegtijdige splitsing van deze ondernemerspartij. Na een felle strijd over het bezit van de partijnaam wisten zowel de Nederlandse Middenstandspartij als de afsplitsing, de Nieuwe Middenpartij, niet de kiesdrempel te halen in 1972.

Ruzie en conflict blijkt dan ook een terugkerend probleem voor deze partijen: de RKPN, de Rooms Katholieke Partij Nederland, ging na één verkiezing – tevens door intern gemor –  ten onder. Deze streng-religieuze partij, geleid door onderwijzer en KVP-dissident Klaas Beuker, positioneerde zich rechts van de bestaande Christelijke partijen. Ontbinding van het huwelijk en abortus dienden verboden te worden en het partijprogramma was hoofdzakelijk gebaseerd op de Tien Geboden. Nog geen jaar nadat de partij één zetel wist te winnen, werd Beuker door ontevreden partijleden afgezet. Los van dit conflict is het maar de vraag of de partij langetermijnsucces had gekend zo stelt Vossen: “Met een kiezerspotentieel net rond de kiesdrempel, in combinatie met een achterban van orthodox-christelijke ouderen, gaat je achterban – simpel gezegd – op een gegeven moment dood.”

Hans Janmaat, fractievoorzitter van de centrumpartij, tijdens een televisieuitzending in de zendtijd voor politieke partijen. Nederland, 8 februari 1984.
Hans Janmaat (foto) kwam in de Kamer met de extreem-rechtse Centrumpartij. Door interne conflicten bleef deze partij daar slechts één termijn aan. (Foto: Wikimedia CC)

Wisselend succes voor rechts
Waar de NMP en RKPN conflictgevoeligheid delen als gemeenschappelijke eigenschap, wordt vanaf de jaren ’80 duidelijk dat partijen ook ideologieën delen die niet altijd een terugkeergarantie in de Tweede Kamer bieden: (extreem-)rechtse en ouderenpartijen troffen een electoraal vaak ongelukkig lot.

Op rechts vinden we de Centrumpartij en Leefbaar Nederland als ééntermijnspartijen. Voor de Centrumpartij geldt dat deze ook ten onder ging aan intern gesteggel, maar dat diens lijsttrekker Hans Janmaat wel langer politiek succes kende. De eerste nationalistische partij sinds de Tweede Wereldoorlog brak nog geen twee jaar na diens verkiezing met zijn lijsttrekker wegens een conflict over diens koers, waardoor het als enige partij haar enige zetel nog voor een volgende verkiezing kwijt was. De Centrum Democraten hadden later meer succes en behielden twee kabinetsperiodes een kamerfractie, met als hoogtepunt drie zetels in 1994.

Leefbaar Nederland is het recentste voorbeeld van een kortstondig politiek leven. Sterker nog, met slechts 7 maanden aanwezigheid in de Kamer is het de kortst zittende direct verkozen politieke partij in de parlementaire geschiedenis. De partij kent een oorsprong in diverse gemeenteraden: tot op de dag van vandaag zijn de ‘Leefbaren’ dan ook nog groot in onder meer Rotterdam en Hilversum. Leefbaar Nederland was volgens Vossen ‘een onsuccesvolle poging die lokale krachten te bundelen’. Maar door de moord op Pim Fortuyn, de in eerste instantie beoogd lijsttrekker voor Leefbaar Nederland, gingen veel kiezers richting de qua ideologie gelijke Lijst Pim Fortuyn (LPF). Zelf konden de Leefbaren zich maar moeilijk profileren – met op een gegeven moment mediapersoonlijkheid Emile Ratelband als beoogd lijstrekker en een onduidelijke koers haakten veel kiezers af.

Kortgeleefde ouderenpartijen
Intern geruzie leidde tot een forse krimp van de 50PLUS-fractie deze verkiezingen: van 4 zetels naar slechts één. Het is echter niet voor het eerst dat een ouderenpartij een flinke nauw kreeg door intern geruzie – of zelfs eraan ten onder ging. In 1994 deden twee ouderenpartijen hun eenmalige nationale intrede: het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) en Unie 55+ kregen samen zeven zetels, waarvan zes voor de eerstgenoemde.

De partijen werkten echter nauw samen, waardoor in 1998 zelfs een fusie werd bewerkstelligd. Dit gebeurde echter na jaren van conflicten binnen het AOV: inmiddels was de kamerfractie in vieren gesplitst. Eén kamerlid moest in 1994 al de fractie verlaten, vervolgens stapte de fractievoorzitter Jet Nijpels er met twee collega’s uit in 1995 en tenslotte gingen de twee overgebleven AOV’ers ook voor zichzelf verder in 1998. Net als bij Leefbaar het AOV op dit moment nog steeds lokaal succes: zo worden er in Rotterdamse randgemeenten nog wethouders afgevaardigd namens de partij. Met zes zetels is AOV de grootste fractie geweest die slechts éénmalig in de Tweede Kamer heeft gediend.

Lessen en conclusies
Ongetwijfeld stellen lijsttrekkers van nieuwe partijen zich de vraag hoe ze het ongelukkige lot van bovengenoemde partijen kunnen voorkomen. Verschillende factoren zijn van belang volgens Vossen. “Nieuwe partijen zijn meestal veroordeeld tot de oppositie, waar vaal wordt gekozen voor een anti-elite modus. Kiezers stellen zich na vier jaar de vraag wat ze hier aan hebben gehad. Dan is het lastig kiezers vast te houden met een kiezerspotentieel net rond de kiesdrempel (één zetel).”

De ideologische overeenkomsten zijn ook niet geheel ontoevallig. “Centralistisch (landelijk) georganiseerde, bredere partijen hebben ook ruzies en verschillen in ideeën, maar hebben meer binding in één centrale ideologie.” Neem het eerder genoemde AOV als voorbeeld. “Het is de vraag wat de mensen in de AOV-fractie bond, naast een afkeer tegen een nieuw pensioenbeleid”, stelt Vossen.

Ten derde is er nog een minder zichtbaar element wat het nieuwe partijen bemoeilijkt: een gebrek aan begeleiding. “Nieuwe partijen zijn vaak onbekend met de mores en wetten van de Tweede Kamer en qua zetelaantal klein, met één of twee zetels. Zie nu de BBB (BoerBurgerBeweging): het enige kamerlid moet zelf alles leren over het werk in het parlement.” Het leren kennen van het democratische proces kost veel tijd, waardoor er minder tijd is om je te profileren als nieuwe partij.

Vossen wijst tenslotte op het immer groeiende belang van media-aandacht. “Nederland is echt een talkshowland geworden. Laatst hadden Caroline van der Plas (BBB) en Sylvana Simons (Bij1) een conflict bij een talkshow, die kregen het meteen aan de stok. Pechtold (D66) en Wilders (PVV) maakten elkaar destijds ook groot door te rivaliseren.”

De tijd zal uitwijzen of de vier nieuwkomers (naast BBB en Bij1 ook JA21 en Volt) de volgende kabinetsperiode stabiel en bekend genoeg zijn om een vroegtijdig parlementair noodlot te voorkomen. Het verleden biedt in ieder geval genoeg lessen wat wel en vooral niet te doen om een blijvende politieke kracht te worden.

28 februari 2021 |
Rick van Gelder
Minorstudent Journalistiek & Nieuwe Media. Bachelorstudent Internationale Betrekkingen & Organisaties.