achtergrondartikel
Rollende koppen of dieper graven: het nut van een parlementaire enquête
26 februari 2021
Stéphanie de Groot
Bachelorstudent Bestuurskunde en minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021
De eerste openbare vergadering van de enquêtecommissie RSV. Helemaal links commissielid dhr. Van Dam en tweede van links de voorzitter dhr. Van Dijk in 1983. Foto: Rob Croes / Nationaal Archief (CC0)

De Tweede Kamer heeft op 11 februari 2021 ingestemd met het zwaarste en grondigste onderzoeksmiddel: een parlementaire enquête naar de toeslagenaffaire. Dat het kabinet al over de kwestie gevallen is, neemt het nut van een enquête blijkbaar niet weg. Voegt zo’n parlementaire enquête echt iets toe? En wat is de geschiedenis van deze enquêtes?

De parlementaire enquête naar de toeslagenaffaire wordt de tweeëntwintigste na de grondwetsverankering van het recht in 1848. In 1853 was de eerste: Commissie-Van Hall onderzocht of de nieuwe ingevoerde accijnzen door de regering niet ongunstig uitpakten voor de Nederlandse zoutmakers. Helaas werd de Kamer tussentijds ontbonden door de regering waardoor het nooit tot een eerste rapport kwam.

Desalniettemin startte in 1856 de tweede naar het Zwolsch Diep. Dit keer bracht de commissie wel een rapport uit waaruit blijkt dat het niet goed gesteld was met de kwaliteit van het kanaal. Dit belemmerde de binnenlandse vaart ernstig. “Door middel van samenwerking met bestuur en maatschappij kan de kwaliteit verbeterd worden,” was de conclusie. Maar in 1873 bleek uit een ingezonden brief in de Provinciaalse en Asser Courant dat dit nog steeds niet het geval was.

“Een enquête geeft een kijkje onder de motorkap”

Renske Leijten (SP)

Doordat deze enquêtecommissies geen zittende bewindsleden ondervraagden en de verhoren achter gesloten deuren bleven, waren zij meer hoorzittingen dan dat ze daadwerkelijk politieke of maatschappelijke gevolgen hadden. Dit maakte de enquête niet erg populair. Alles veranderde na een grote herziening van het enquêterecht in 1977. Vanaf toen zijn alle verhoren openbaar en kunnen zittende bewindsleden ook opgeroepen worden om te verklaren onder ede.

Populaire parlementaire enquête

Na deze herziening werd de enquête weer een middel dat de Tweede Kamer graag wilde inzetten om misstanden en ook verantwoordelijkheden van betrokken partijen in affaires te onderzoeken. Dit blijkt onder andere uit de enquête naar Srebrenica (2002) en de opsporingsmethoden IRT (1994) waar een specifieke vraag werd gesteld wie voor welk aspect van de gebeurtenissen verantwoordelijk was.

Anne Bos, onderzoeker bij Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en tevens gepromoveerd op een onderzoek naar het aftreden van bewindslieden, vertelt dat enquêtes vanaf dat moment ook een grotere politieke lading kregen. “Een enquête is nu vrijwel altijd politiek gemotiveerd”, zegt Bos. “Daarom zijn de uitkomsten van een enquête ook altijd politiek.”

Die politieke motieven laat de eerste enquête na de grote herziening goed zien. De commissie onderzocht het faillissement van het met staatssteun bekostigde scheepsnieuwbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme in 1983. Zij hadden een zeer stevig oordeel want er werd gesproken van een ‘doodzonde’ aan de zijde van de toenmalige VVD-minister Gijs van Ardenne door de Kamer onjuist en ontijdig te informeren. Maar een minister naar huis sturen konden de regeringspartijen niet aan. Dus uiteindelijk mocht de minister aanblijven, al dan niet als ‘aangeschoten wild‘.

Minister Gijs van Ardenne (Economische Zaken) legt de eed af tegenover de enquêtecommissie RSV in 1984. Foto: Rob Bogaerts / Nationaal Archief (CC0)

Onder de motorkap

Dat er koppen moeten rollen is volgens Kamerlid en groot aanjager van de parlementaire enquête naar de toeslagenaffaire Renske Leijten (SP) nooit de bedoeling bij een enquête. “Als er grote fouten worden ontdekt, kan het wel gebeuren. Maar vooral de aanleiding en het functioneren van het overheidsbeleid is van belang. Een kijkje onder de motorkap, als het ware.”

Een enquête kan veel grondiger onderzoeken dan bijvoorbeeld een Kamercommissie of ondervragingscommissie. Leijten: “Een enquêtecommissie kan bij wijze van spreken het ministerie binnenlopen en alle documenten opeisen. Zij moeten dat dan geven.”

Deze rechten maken de enquête het ‘zwaarste en grondigste onderzoeksmiddel’ van de Kamer. “Als je niet de waarheid vertelt tijdens de verhoren, kan je vervolgd worden voor meineed. Je hebt ook een verschijningsplicht en een spreekplicht. Wanneer je niet op komt dagen, kan de commissie je in ‘gijzeling’ nemen. Dit is allemaal goed strafrechtelijk geregeld,” vertelt Bos.

Kritische Kamer

Uit de geschiedenis van de enquêtes blijkt dat het voornaamste doel van de enquête is om meer inzicht te verkrijgen in het handelen van de overheid. Hier heeft het bovendien ook de middelen voor. Ook geschiedschrijving (de ‘oorlogsenquête’ uit 1947) of het herzien van het sociale of infrastructurele bestel zoals blijkt uit de enquêtes van de exploitatie Nederlandse spoorwegen (1881), uitvoeringsorganen sociale verzekeringen (1992) en het financieel stelsel (2012) zijn grote doelen.

“De Kamer is als een slager die haar eigen vlees keurt”

Anne Bos

Anne Bos stelt daarbij dat een parlementaire enquête pas echt zin heeft als de Tweede Kamer ook kritisch durft te kijken naar haar eigen handelen. “Zij zijn ook medeverantwoordelijk voor het tot stand komen van beleid. De Kamer is als een slager die haar eigen vlees keurt.”

Renske Leijten plaatst wel een kanttekening. “De Kamer heeft zeker een rol, maar alleen de schuld bij de Kamer leggen doen luie mensen die het dossier niet kennen.” Hier refereert ze naar de toeslagenaffaire. “Dit houdt het zoeklicht af van bijvoorbeeld instanties zoals de belastingdienst.”

Dat voor een enquête is gekozen in de kwestie van de toeslagen is dus geen gekke beslissing. Het doel van de enquête is om de onderste steen boven te krijgen. Leijten: “Hopelijk zal het inzicht geven waar de zwakke plekken in het beleid zich bevinden.”

Maar of het kabinet de enige is die haar biezen kan pakken? “Ik denk dat bij de belastingdienst willens en wetens dingen zijn gebeurd en ik zou het heel goed vinden als ook daar persoonlijke verantwoordelijkheid voor volgt,” zegt Leijten. Het laatste woord is zeker nog niet gesproken.

26 februari 2021 |
Stéphanie de Groot
Bachelorstudent Bestuurskunde en minor Journalistiek en Nieuwe Media 2020/2021