Achtergrondartikel
Waarom lerarenopleidingen ondanks extra maatregelen onpopulair blijven
8 april 2020
Jessica Rijsdijk
Student Journalistiek en Nieuwe Media 2019-2020
Foto: door NeONBRAND van Unsplash

Het afgelopen jaar kozen de meeste eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs voor een studie in de richting van recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening. Dit blijkt uit cijfers van het CBS. Opvallend is dat het onderwijs, waar meer leraren dan ooit nodig zijn, blijft hangen in het midden. Juist nu er veel maatregelen zijn getroffen om het onderwijs een extra impuls te geven. Hoe is dit te verklaren?

Er heerst een lerarentekort in het Nederlands onderwijs. De voorspelling is dat dit in de nabije toekomst zelfs toeneemt. Op korte termijn gaan veel leraren met pensioen en zijn er te weinig afgestudeerden om de aankomende tekorten op te vangen. Daarnaast zijn er steeds minder eerstejaarsstudenten die voor de pabo kiezen. De totale instroom in het onderwijs laat niet de stijging zien die nodig is om aan de vraag te kunnen voldoen. Hierdoor dreigt het lerarentekort een groot probleem te worden als er niets verandert.  

Maatregelen  
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vindt het lerarentekort een groot probleem. Om het onderwijs aantrekkelijker te maken heeft het ministerie van OCW maatregelen getroffen. Een van die maatregelen om lerarenopleidingen aantrekkelijker te maken, is de halvering van het collegegeld in de eerste twee jaar. Deze financiële maatregel is in 2018 ingegaan.

Uit onderzoek van studieplatform Qompas blijkt dat de intentie van scholieren en mbo-studenten om leraar te worden groter is naarmate zij een vergoeding krijgen voor het collegegeld. De halvering van het collegegeld draagt dus bij aan het aantrekkelijker maken van lerarenopleidingen voor eerstejaarsstudenten. Daarnaast stimuleert de maatregel de keuze om na het eerste jaar te switchen naar een lerarenopleiding of om juist op de lerarenopleiding te blijven en niet te switchen naar een andere opleiding. Maar is dit ook terug te zien in de cijfers?  

De afgelopen vijf jaar is een kleine verschuiving te zien in het aantal eerstejaarsstudenten dat voor een studie in de onderwijsrichting kiest. In 2015 waren er dit nog 10.447. Vier jaar later zijn dit er iets meer: 11.990. Dit duidt op een absolute stijging van 14,8 procent ten opzichte van 2015. Toch is er relatief gezien geen stijging waar te nemen. Terwijl het aantal eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs is gegroeid, is het aantal eerstejaarsstudenten dat voor de richting onderwijs kiest relatief gezien gedaald.

In 2015 koos nog 7,9 procent voor een lerarenopleiding of de richting onderwijskunde. In de drie opeenvolgende jaren is het percentage gedaald naar 7,3 procent. In het collegejaar 2019 is weer een kleine stijging naar 7,5 procent te zien. De kleine verschuiving hangt dus samen met het toenemend aantal eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs. De maatregelen lijken dus nog niet haar vruchten af te werpen. Maar wat is de verklaring dat de maatregelen (nog) niet veel hebben opgeleverd? Waarom stijgt het aantal aanmeldingen voor de onderwijsrichting niet, vooral ook in vergelijking met andere studies? 

Slecht imago  
Mirjam Bahlmann van studieplatform Qompas heeft een verklaring voor de langzame stijging. Volgens Bahlmann heeft het te maken met twee aspecten: de lerarenstakingen en de beeldvorming van leraren zelf. ‘Er is veel campagne gevoerd onder scholieren en studenten om hen te motiveren om voor een lerarenopleiding te kiezen als bachelor of master. Zo is de communicatiecampagne ‘Helden voor de klas‘ drie jaar lang ingezet om scholieren en studenten te motiveren om te kiezen voor een lerarenopleiding.’

‘Bij effectmetingen van ons onderzoek, zagen we een duidelijke invloed van de stakingen. In de jaren dat er rond het meetmoment stakingen waren, waren scholieren en studenten negatiever over het lerarenberoep. In een jaar dat er geen staking was, herstelde het beeld zich naar het 0-moment’, zegt Bahlmann. ‘Wat ook niet helpt, is dat leraren zelf zo negatief zijn over hun eigen beroep: de werkdruk is hoog, het salaris is te laag en de carrièremogelijkheden zijn te klein. Voor een studiekiezer maakt dit het beroep niet bepaald aantrekkelijker.’ 

Daarnaast is Bahlmann van mening dat financiële maatregelen zoals de collegehalvering wel een grotere instroom kunnen bevorderen, maar uiteindelijk niet het lerarentekort gaan verhelpen. ‘Het is de vraag of een financiële tegemoetkoming een juiste reden is om voor de pabo te kiezen. Wanneer studenten wel een financieel motief hebben, is er ook een grotere kans op uitval’, denkt Bahlmann. ‘Wie om financiële redenen voor een lerarenopleiding kiest, kan van een koude kermis thuiskomen als het beroep niets voor ze blijkt te zijn. Als je aan leraren vraagt waarom ze voor de klas staan, dan hoor je nooit dat geld een drijfveer is. Ze kiezen bijvoorbeeld voor het lerarenberoep omdat ze kinderen graag iets willen leren of omdat ze willen bijdragen aan de maatschappij.’

Andere motivatie  
Eerstejaarsstudent Rosanne Smits bevestigt dit. Ze begon dit jaar aan de opleiding Academische Pabo aan de Universiteit Leiden. Na een paar maanden koos ze ervoor om door te gaan met de opleiding Pedagogische Wetenschappen. De halvering van het collegegeld heeft geen rol gespeeld bij de keuze voor de Academische Pabo. ‘Ik was niet eens op de hoogte dat het collegegeld het tweede jaar ook gehalveerd is. Ik wist dit alleen van het eerste jaar, maar dat was voor alle studies het geval’, vertelt ze. De combinatie van praktisch bezig zijn en theorie gaf voor haar de uiteindelijke doorslag. ‘Ook vond ik het mooi dat je kinderen echt iets kan leren’.  

Volgens Bahlmann is de langzame stijging van het aantal eerstejaarsstudenten niet de voornaamste reden dat er een lerarentekort is. ‘Het probleem voor het lerarentekort zit ‘m vooral in het hogere percentage dat ook weer uitvalt’, aldus Bahlmann. Hoe is de uitval van deze studenten zoals Rosanne te verklaren?

‘Een mogelijke reden zou kunnen zijn dat studenten aan lerarenopleidingen door het lerarentekort te snel voor de klas gezet worden zonder goede begeleiding. Zo worden ze tijdens een stage al ingezet als volwaardig docent terwijl ze hier nog helemaal niet aan toe zijn. De druk en verantwoordlijkheden op en voor deze studenten worden te groot, waardoor ze uitvallen. Let wel: dit hebben we niet onderzocht, maar zouden mogelijke verklaringen kunnen zijn voor de uitval.’ 

Trotse leraar 
De grote vraag is wat wel een goede aanpak is om het aantal eerstejaarsstudenten dat voor een lerarenopleiding kiest te laten stijgen en ook te behouden. Moet het kabinet een andere aanpak kiezen? Volgens Bahlmann helpt het als leraren weer trots worden op hun beroep. Want wie trots en blij is met het beroep en dit ook uitstraalt, draagt dit over op anderen. De vraag is dan vooral: hoe worden de huidige leraren weer trotse leraren?

‘Dat kan door maatregelen van het kabinet’, zegt Bahlmann. ‘Denk hierbij aan maatregelen zoals een verlaging van de werkdruk of een verhoging van het salaris. Deze mogelijke ‘oplossing’ is slechts één zijde van het verhaal. De generatie die nu moet kiezen voor een opleiding, is totaal anders dan de huidige generatie docenten. Jongeren vinden het belangrijk om doorgroeimogelijkheden te hebben en kiezen voor opleidingen met carrièreperspectieven. Aan het lerarenberoep kleeft nog steeds het beeld dat je als leraar tot je 67e voor de klas staat.’

‘Om het beroep aan te laten sluiten aan de wensen van de nieuwe generatie leraren, zul je meer carrièreperspectief moeten creëren’, vervolgt Bahlmann. ‘Zo heeft ons onderzoek aangetoond dat scholieren best leraar willen worden als je ook coach mag zijn, in de kinderopvang mag werken óf kunt doorstromen naar het voortgezet onderwijs (of juist andersom naar het basisonderwijs). Vandaar dat ik wil afsluiten met deze tip: zet in op verbreding en verdieping van het lerarenberoep om aan te sluiten bij de wensen van de huidige generatie studiekiezers.’ 

Wellicht had deze ‘nieuwe’ aanpak voor Rosanne gewerkt. ‘Uiteindelijk ben ik met de opleiding gestopt omdat ik het één op één contact met de kinderen mistte. Daarnaast zag ik mezelf niet voor altijd lesgeven, omdat er toch te weinig uitdaging in zit.’ 

8 april 2020 |
Jessica Rijsdijk
Student Journalistiek en Nieuwe Media 2019-2020