Nederlandse economie zorgt voor grote groei in kinderopvangcentra
5 april 2020
Daley Loos
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2019-2020.

Het aantal kinderopvangcentra in Nederland is enorm gegroeid. De groei van het aantal werkende mensen heeft hier een grote invloed op.

Uit de cijfers van het CBS blijkt dat het aantal kinderopvangcentra flink is toegenomen de afgelopen jaren. Vanaf 2007 is aantal bijna verviervoudigd. Waar er in 2007 nog bijna drieduizend waren, is dit aantal bijna opgelopen tot twaalfduizend. Vooral de staat van de economie en de hiermee gerelateerde groei van werkende ouders gaat hiermee gepaard.

De snelste groei is te zien na 2014. In de grafiek hieronder kun je zien dat in de jaren 2015, 2016 en 2017 de groei per jaar steeds rond de 900 extra kinderopvangcentra ligt. Dit zal met name te maken hebben met de weer aantrekkende economie na 2014, blijkt uit dit economisch rapport van het CBS uit 2014.

Door de weer aantrekkende economie, konden meer mensen werk vinden. In een periode van 9 jaar zijn er 645.000 meer mensen aan het werk gekomen.

Wel is er een verschuiving te zien in de mate waarin mensen werken. In de grafiek hieronder is te zien dat mensen vaker deeltijd zijn gaan werken. Het aantal voltijds uren is in vergelijking met 2007 redelijk stabiel gebleven, maar ook daar is een significante stijging te zien vanaf 2014.

Uit de bovengenoemde grafieken kunnen we allereerst concluderen dat de Nederlandse bevolking meer is gaan werken, waardoor ouders minder vrije dagen hebben om de zorg van de kinderen op zich te nemen. Vooral de verschuiving van de traditionele rolverdeling in het gezin speelt hier een rol in. Vrouwen zijn in vergelijking tot de jaren 50 een stuk ambitieuzer geworden, waarbij ze van hogere opleidingen hebben mogen genieten. Zowel de man, als de vrouw wilt nu voor inkomsten zorgen, waardoor de zorg van het kind tijdens werkdagen verplaatst wordt naar de kinderopvang. Wel zijn de vrouwen nog steeds kampioen deeltijd werken.

5 april 2020 |
Daley Loos
Student minor Journalistiek en Nieuwe Media 2019-2020.