Van 9 tot en met 15 maart 2020 vindt de derde editie van de jaarlijkse Nationale Week Zonder Vlees plaats. Vegetariër zijn is hip anno 2020, flexitariër misschien nog wel hipper. Waar komt die trend vandaan, en is zo’n vleesloze week dan nog wel nodig?
Isabel Boerman, oprichter van platform De Hippe Vegetariër, kwam een paar jaar geleden met het initiatief van De Week Zonder Vlees. Ze wilde graag zelf iets doen in de strijd tegen klimaatverandering. Het doel van de week is om zo veel mogelijk Nederlanders een week vegetarisch te laten eten. De hoeveelheid grondstoffen die je daarmee per persoon bespaart is enorm. Buiten 770 gram dierenvlees, scheelt het ook 130 liter watergebruik en 13.3 kilogram CO2eq.
Nu staat de Nationale Week Zonder Vlees in het middelpunt van belangstelling in Nederland. Maar gedurende het hele jaar ontkom je niet meer aan de aandacht die er is voor het verminderen de vleesconsumptie. De schappen vleesvervangers in de Albert Heijn blijven maar groeien en er komt steeds meer informatie beschikbaar over de invloed van vleesconsumptie op zowel je gezondheid als het milieu.
Dat de aandacht voor het verminderen van vleesconsumptie een goede verandering in het maatschappelijk denken is, daar zijn de meesten het wel over eens. Maar in de gedachte dat een vegetarisch dieet nieuw en hip is zit een kronkel. Het vegetarisme stamt namelijk al uit de achtste eeuw voor Christus. Sterker nog, toen waren hele volkeren vegetariër. Verder kende ook de Klassieke Oudheid genoeg vegetariërs, waaronder de van zijn stelling bekende Pythagoras.
Na de Klassieke Oudheid kent de geschiedenis de opkomst van het Christendom en de Islam, en dat waren flinke vleeseters. Tijdens de Renaissance kwam het vegetarisme na lange tijd weer even bovendrijven. Daarna verdween het idee om geen vlees te eten weer enkele eeuwen uit de gedachten van de mens. Het duurde tot de negentiende eeuw totdat het vegetarisme definitief terrein te winnen.
In 1894 werd de Vegetariërsbond in Nederland opgericht, een mijlpaal in de opkomst van het fenomeen. Halverwege de twintigste eeuw kwam er een belangrijke factor bij voor de mensheid om een keuze te maken om te minderen in vleesconsumptie: de impact van vlees eten op het milieu werd steeds inzichtelijker.
Vanaf de recentste millenniumwisseling lijkt het aantal vegetariërs in Nederland in een stroomversnelling terecht te zijn geraakt. De diversiteit in vleesvervangers, het aanbod in vegetarische restaurants en zelfs het aantal vegetarische opties in de van oorsprong vlezige fastfoodketens als de McDonalds blijven maar groeien.
Het vegetarisme kent dus een lange historie met pieken en dalen. Nederland lijkt nu weer in een piek te zitten: stoppen met vlees eten wordt steeds geaccepteerder. De belangrijkste mijlpalen en ontwikkelingen uit de geschiedenis van het vegetarisme zijn overzichtelijk weergegeven op onderstaande tijdlijn.
Het lijkt in vegetariërland op het moment dus allemaal rozengeur en maneschijn. Die gedachte is helaas maar deels terecht. Onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research heeft het vleesverbruik per hoofd in Nederland vanaf 2005 in kaart gebracht en zag na een hoogtepunt van 79,1 kilogram vlees per hoofd in Nederland in 2009 elk jaar een afname in de vleesconsumptie. Tot de laatste peiling, in 2018.
In dat jaar gebeurde er iets geks. Tegen alle verwachtingen in steeg het vleesverbruik per inwoner in Nederland weer. Dat is te zien in de tabel die hieronder wordt weergegeven. Het is na één jaar nog te vroeg om te zeggen dat er een stijging is ingezet, maar opvallend is het wel. Naar een verklaring wordt gezocht. Onderzoeker naar vleesconsumptie Hans Dagevos laat aan het NRC weten dat het bijvoorbeeld zou kunnen liggen aan het lange barbecueseizoen van dat jaar, of aan het groeiende aantal toeristen.
Een logische verklaring voor de stijging van de vleesconsumptie in Nederland zou een afname van het aantal vegetariërs kunnen zijn. Het blijkt echter lastig om erachter te komen of het aantal vegetariërs in Nederland in 2019 ten opzichte van 2018 is afgenomen. Dat heeft er vooral mee te maken dat er in Nederland geen duidelijke afbakening is voor wanneer je jezelf vegetariër mag noemen. De meeste vegetariërs noemen zich zo als ze geheelonthouders zijn van zowel vlees als vis. Maar er zijn veel mensen die zichzelf vegetariër noemen terwijl ze nog wel vis eten.
De Vegetariërsbond publiceerde in maart van dit jaar een factsheet waarin zij alle feiten op een rijtje zetten wat betreft het aantal vegetariërs in Nederland. De bond nam dertien onderzoeken onder de loep die gaan over het niet-eten van vlees, wat het totaal vormt van alle onderzoeken die er in Nederland op dit gebied zijn gedaan de afgelopen vijftien jaar. Hieruit is geconcludeerd dat het aantal niet-vleeseters zeker stijgt. Maar over het exacte verschil tussen het aantal vegetariërs in 2018 en 2019 is niets te zeggen. Of een daling in het aantal niet-vleeseters een verklaring vormt voor de toename van de vleesconsumptie in Nederland, kan dus niet afgeleid worden uit bestaand onderzoek.
Stichting Natuur en Milieu doet jaarlijks verslag van de stand van zaken in de wereld van de vegetariërs. In hun laatste versie van de Vegamonitor concluderen ze dat het minderen van vlees eten in opkomst is. 47% van de ondervraagden geeft aan dat ze elke dag vlees eten niet meer van deze tijd vinden. Maar liefst 62% denkt dat het minderen van vlees eten de nieuwe norm gaat worden in Nederland. Na herhaald aandringen konden Natuur en Milieu geen cijfers verschaffen van het jaarlijkse percentage vegetariërs in Nederland. Ook uit hun cijfers kan dus niet worden geconcludeerd of een afname van het aantal vegetariërs de gestegen vleesconsumptie in 2018 kan verklaren.
Één opvallend fenomeen dat uit verschillende onderzoeksrapporten naar voren komt, is het zogenoemde flexitariër. Die term dook in 1998 voor het eerst op in de Engelse literatuur, en werd in 2003 verkozen tot woord van het jaar. Het aantal mensen dat zich in Nederland flexitariër noemt, groeit ontzettend rap. In 2011 was dat nog 14% van de bevolking, in 2019 is de teller tot 43% gestegen.
Toch zou een stijging in de vleesconsumptie potentieel kunnen worden verklaard vanuit het oogpunt van de flexitariër. Uit onderzoek van Wageningen University Research, dat terug te vinden is in de factsheet van de Vegetariërsbond, blijkt namelijk dat flexitariërs meer vlees zijn gaan eten. In 2011 aten flexitariërs gemiddeld nog 2,9 dagen per week vlees, in 2019 is dat opgelopen tot 3,7 dagen per week. Dat gemiddelde valt nog maar net binnen de grenzen van de definitie die Het Voedingscentrum voor een flexitariër hanteert: iemand die drie dagen of meer per week geen vlees eet.
Of het nu komt door het lange barbecueseizoen, de veranderde mentaliteit van de gemiddelde flexitariër, of iets anders, de stijging van de vleesconsumptie in 2018 is iets om ons zorgen om te maken. Het eten van vlees is namelijk slecht voor het milieu en er zitten een hoop gezondheidsrisico’s aan vast.
Door deze stijging in onze vleesconsumptie is de derde Nationale Week Zonder Vlees dit jaar misschien dus wel urgenter dan ooit tevoren in haar korte bestaan. Terwijl we denken dat we goed doen en de term flexitariër meer gebruikt wordt dan ooit tevoren, doen we dus blijkbaar iets fout. De vleesconsumptie in rijke Westerse landen als Nederland blijft onverminderd hoog. Onszelf massaal flexitariër noemen lost dat probleem dus blijkbaar niet op.